Aansprakelijkheid voor vechtpartij? Noch aansprakelijkheid, noch schade staat vast. ook geen begroting kosten.

Rechtbank Noord-Holland
Tussen verzoeker en verweerder heeft op 21 september 2015 een vechtpartij plaatsgevonden. Verzoeker stelt verweerder aansprakelijk voor de schade.
Verzoek Rechtbank
Verzoeker verzoekt de kantonrechter om:

(1) te bepalen dat verweerder aansprakelijk is voor de schade als gevolg van een vechtpartij op 21 september 2015.

(1) In deze zaak kan niet zonder meer als vaststaand aangenomen worden dat verweerder aansprakelijk is voor de door verzoeker gestelde schade. Verweerder doet een beroep op een rechtvaardigingsgrond als bedoeld in artikel 6:162 BW. Daarnaast stelt verweerder dat het gaat om eigen schuld van verzoeker. Ook heeft verweerder de gestelde schade betwist. Verder is niet duidelijk of verzoeker – doordat hij jarenlang een bijstandsuitkering heeft – inkomensschade heeft geleden. De kantonrechter kan de schade niet vaststellen. Er is op meerdere punten bewijs en (deskundigen)onderzoek nodig. Het leveren van het noodzakelijke bewijs zal veel tijd, kosten en moeite met zich meebrengen. Dit afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die de beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst kan leveren, is de kantonrechter van oordeel dat de zaak niet geschikt is voor een deelgeschilprocedure. Derhalve wijst de kantonrechter het verzoek af.
(2) verweerder te veroordelen in de kosten van het deelgeschil. (2) Het deelgeschil is gestart terwijl nog geen sprake was van onderhandelingen tussen partijen en er door de aansprakelijk gestelde partij geen (afwijzend) inhoudelijk standpunt was ingenomen. De procedure is dus niet gestart om een impasse in een buitengerechtelijke fase te doorbreken of de buitengerechtelijke afhandeling van de gestelde letselschade te vereenvoudigen en te versnellen, maar als gewone (bodem)procedure. De indiening van het verzoek was daarom onnodig en onterecht. De kosten van het verzoek worden niet begroot, ook niet omdat niet gesproken kan worden van in redelijkheid gemaakte kosten. De kantonrechter wijst het verzoek af.