Adequaat handelen door verzekeraar leidt tot een terechte onderbreking van de onderhandelingen

Rechtbank Rotterdam, 31 maart 2021
Verzoekster is van achteren aangereden door een voertuig dat op grond van de WAM verzekerd was bij verweerder. Verweerder heeft aansprakelijkheid erkend en de schadeafwikkeling opgepakt. Er is discussie in hoeverre de klachten zijn veroorzaakt door het ongeval. Zeker ook omdat vaststaat dat verzoekster bij een eerder ongeval, welke nog geen jaar geleden had plaatsgevonden, ook al klachten heeft opgelopen aan haar nek, hoofd en schouder. Verzoekster heeft hierbij zelf benadrukt dat zij nog niet was hersteld. Vanwege het ontbreken van bewijs voor het causale verband heeft verweerder de behandelingen eenzijdig afgebroken.
Verzoek

Verzoekster verzoekt:

Rechtbank
1) Verweerder te veroordelen tot heropening van het letselschadedossier; Verzekeraars zijn vrij om eenzijdig af te breken, tenzij dit op grond van gerechtigd vertrouwen of andere bijzondere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar is.

Verweerder heeft de schaderegeling adequaat opgepakt. Dit blijkt onder andere uit de erkenning, de medische adviezen, het betaalde voorschot en een regelingsvoorstel. Uiteindelijk zijn de onderhandelingen afgebroken en is eenzijdig een slotbetaling overgemaakt. Verweerder draagt hiervoor aan dat volgens haar het causale verband tussen de klachten en het ongeval niet is aangetoond.

De rechtbank gaat mee in het standpunt van verweerder. Zij geeft hierbij aan dat het eerdere ongeval (en de daarbij behorende klachten) zwaar wegen in deze stelling. De rechtbank stelt dat vanwege de adequate behandeling van verweerder en de onbereidheid van verzoekster om mee te werken aan een regeling, verweerder de onderhandelingen mocht beëindigen. Verweerder wordt niet verplicht de onderhandelingen te hervatten.

2)Verweerder te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan deskundigenonderzoeken; De rechtbank stelt dat zij onder omstandigheden de medewerking aan een medisch expertise kan meenemen in een deelgeschilprocedure, in tegenstelling hetgeen verweerder stelt. Zij voert hiervoor aan dat dit alleen mogelijk is wanneer partijen afspraken hebben gemaakt over een medische expertise en een partij zich terugtrekt. Dit is in deze zaak niet aan de orde. Het verzoek wordt om deze reden afgewezen.
3)Te bepalen dat verweerder een bedrag van € 6.979,23 moet voldoen aan buitengerechtelijke kosten De rechtbank hanteert voor de beoordeling van de buitengerechtelijke kosten de dubbele redelijkheidstoets zoals bedoeld in artikel 6:96 BW. Hierbij speelt de schadeomvang een rol.

De rechtbank wijst het verzoek af. De schadeomvang en het feit dat de discussie over het causale verband al vroeg in het traject aan bod is gekomen, zorgt ervoor dat een hogere vergoeding (hoger dan reeds is betaald) niet voor vergoeding in aanmerking komen.

4)De kosten te begroten en verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure. De rechtbank stelt zich op het standpunt dat het deelgeschil niet onnodig of onterecht is ingesteld en gaat daarom over tot een begroting van de kosten. De rechtbank begroot kosten van de procedure op €3.930,80. Het verzoek van verzoekster tot betaling van de integrale betaling van de met het deelgeschil samenhangende kosten wijst de rechtbank af.