Afwijzing verzoek tot vaststelling aansprakelijkheid in verband met het risico op tegenstrijdige uitspraken

Rechtbank Gelderland, 30 juni 2017
(Verzoekster) is als werknemer -in de functie van machinevoerder glaslijnen- fulltime in dienst bij (verweerder). Na bijna 6 jaar gewerkt te hebben valt (verzoekster) volledig uit met neus- en luchtwegklachten en neurocognitieve stoornissen. (Verzoekster) stelt uiteindelijk (verweerder) aansprakelijk voor de schade die (verzoekster) heeft opgelopen in de uitoefening van haar werkzaamheden. De schade zou volgens (verzoekster) zijn veroorzaakt door blootstelling aan verschillende (chemische) stoffen. Het FNV heeft op grond van art. 3:305a BW een collectieve actie ingesteld en daarin een verklaring voor recht gevorderd dat (verweerder) onrechtmatig heeft gehandeld door haar werknemers bloot te stellen aan arbeidsomstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid.
Verzoek Rechtbank
(Verzoekster) verzoekt de kantonrechter om bij beschikking in het deelgeschil:
(a) te bepalen dat (verweerder) aansprakelijk is voor de door (verzoekster) in de uitoefening van haar werkzaamheden bij (verweerder) geleden en nog te lijden schade,
(Verweerder) verzoekt (verzoekster) niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar verzoeken af te wijzen. Zij voert, kort samengevat, primair aan dat de zaak ongeschikt is voor de deelgeschilprocedure. Enerzijds omdat de aansprakelijkheidsvraag al voor ligt in de procedure bij het gerechtshof inzake de collectieve actie van FNV en anderzijds omdat het verzoek volgens haar niet zal leiden tot een voortzetting van onderhandelingen tussen partijen. Er zijn in het geheel nog geen onderhandelingen geweest, aldus (verweerder).Gezien de ratio van de deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient de kantonrechter te toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een dergelijke vaststellingsovereenkomst. De rechter wijst het verzoek af voor zover de verzochte beslissing naar zijn oordeel onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (art. 1019z Rv).

De kantonrechter stelt vast dat in de bodemprocedure die FNV ingevolge artikel 3:305a BW heeft aangespannen tegen (verweerder) (de collectieve actie), de rechtsvraag voorligt of Smit Draad onrechtmatig heeft gehandeld door haar werknemers bloot te stellen aan arbeidsomstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Die rechtsvraag ligt thans, als gevolg van het ingestelde hoger beroep in die procedure, ter beoordeling voor aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hoewel de procedure bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (formeel) speelt tussen FNV en (verweerder) en de onderhavige procedure tussen (verzoekster) en (verweerder), ligt naar het oordeel van de kantonrechter materieel gezien in beide procedures dezelfde rechtsvraag voor.

Hoewel een beslissing in een collectieve actie enkel gezag van gewijsde heeft tussen de bij die procedure betrokken partijen, ligt het ingevolge jurisprudentie van de Hoge Raad in de rede een in een collectieve actie verkregen (onrechtmatigheids)oordeel tot uitgangspunt te nemen in eventuele afzonderlijke vervolgprocedures. Dit om zo tegenstrijdige beslissingen omtrent de onrechtmatigheidsvraag te kunnen voorkomen (Hoge Raad 27 november 2009, Word Online, ECLI:NL:HR:2009:BH2162). Het voorgaande brengt mee dat, hoewel formeel gezien sprake is van procedures tussen verschillende partijen, thans materieel gezien bij twee verschillende instanties dezelfde rechtsvraag voorligt. Hierdoor bestaat het risico op tegenstrijdige uitspraken over de aansprakelijkheidsvraag, hetgeen moet worden voorkomen. Het verzoek tot het nemen van een beslissing in het deelgeschil is, naar het oordeel van de kantonrechter, gelet hierop in strijd met de eisen van een goede procesorde.

De kantonrechter is daarnaast van oordeel dat (verzoekster) het verweer dat geen sprake is geweest van buitengerechtelijke onderhandelingen, onvoldoende (gemotiveerd) heeft weersproken. Nu de partijen, kennelijk, nog niet gesproken hebben, kan een beslissing over (enkel) de aansprakelijkheidsvraag naar het oordeel van de kantonrechter -nog los van de vraag of gelet op de daartegen gerichte verweren binnen het bestek van deze procedure (proportionele) aansprakelijkheid überhaupt kan worden vastgesteld- onvoldoende bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek behoort daarom ook te worden afgewezen op grond van het bepaalde in art. 1019z Rv.

(b) (verweerder) uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot het betalen van de kosten van dit deelgeschil van € 6.926,04, te vermeerderen met het griffierecht. Aangezien het verzoek is ingediend in strijd met de eisen van een goede procesorde, ziet de kantonrechter geen aanleiding de kosten te begroten.

In deze casus start (de gemachtigde van) (verzoekster) een deelgeschilprocedure terwijl -ten eerste- de aansprakelijkheidsvraag al voor ligt in de procedure bij het Gerechtshof inzake de collectie actie van het FNV en -ten tweede- er nog geen onderhandelingen hebben plaatsgevonden tussen de partijen. De gemachtigde van (verzoekster) wil alleen spreken over (de hoogte van) de schadevergoeding wanneer de aansprakelijkheid wordt erkend door (verweerder). De vraag naar de aansprakelijkheid moet echter nog worden beoordeeld door het Gerechtshof. De kantonrechter wijst het verzoek dan ook –mijn inziens terecht- af.