Beoordeling aansprakelijkheid arbeidsongeval valt buiten reikwijdte deelgeschil

Hier nog aanvullende bemerkingen?

rechtbank Groningen (sector kanton, locatie Winschoten) 21 september 2012, LJN: BY3401
Deelgeschil betreft aansprakelijkheid arbeidsongeval. Verzoekster raakt tijdens werk met schouder liftdeur, met letsel als gevolg. Aansprakelijkheid betwist, want volgens verweerster geen gebreken aan liftdeur. Verzoek valt buiten reikwijdte deelgeschil. 
Verzoek Rechtbank
Te bepalen dat verweerster aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval dat haar in de uitoefening van haar werkzaamheden is overkomen en dat verweerster op grond hiervan gehouden is om de schade, die het gevolg is van dit ongeval, te vergoeden. 2.1. Primair verschillen partijen van mening over het antwoord op de vraag of het onderhavige geschil als deelgeschil moet worden gekwalificeerd.
2.5. Op basis van het karakter van een deelgeschilprocedure, oordeelt de kantonrechter dat het verzoek het bestek van een dergelijke procedure te buiten gaat. Allereerst is het van belang dat onweersproken is gebleven dat voorafgaande aan de indiening van het verzoekschrift er tussen partijen nimmer onderhandelingen hebben plaatsgevonden: verweerster heeft voldoening van enige schadevergoeding geweigerd, en daar is het bij gebleven.
2.6. Daar komt nog bij dat naar het oordeel van de kantonrechter niet nu reeds tot een eindbeslissing over de eventuele aansprakelijkheid van verweerster kan worden gekomen, aangezien daarvoor nadere bewijslevering en/of deskundigenonderzoek noodzakelijk wordt geacht. Zo houdt partijen verdeeld op welke datum het ongeval heeft plaatsgevonden en binnen welk tijdsbestek verzoekster daarvan melding aan verweerster heeft gedaan. Daarnaast verschillen partijen van mening omtrent de voorschriften die door verzoekster in acht hadden moeten worden genomen met betrekking tot het verrichten van haar werkzaamheden. Voorts acht de kantonrechter het relevant dat er ter plaatse nader onderzoek wordt verricht naar de wijze van sluiting van de ten processe bedoelde liftdeuren teneinde te beoordelen of daarvoor nadere instructies waren vereist. In dit kader acht de kantonrechter het gewenst dat er daarnaast een gerechtelijke plaatsopneming dient plaats te vinden. Ten slotte acht de kantonrechter het navolgende nog van belang.
2.7. Dat het niet de bedoeling van de wettelijke regeling is dat wordt beslist op een verzoek als het door verzoekster gedane verzoek blijkt ook wel uit de artikelen 1019bb gezien in samenhang met artikel 1019cc Rv. Hoger beroep tegen de in het kader van een deelgeschil gegeven beslissing is uitgesloten. Slechts nadat in principale is geprocedeerd over het geschil met betrekking tot de aansprakelijkheid, kan van een beschikking op grond van de deelgeschilregeling hoger beroep worden ingesteld. De wetgever gaat dus heel nadrukkelijk uit van het nemen van een beslissing waarna partijen nader onderhandelen of zo nodig procederen over de resterende geschilpunten.
2.8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het verzochte te worden afgewezen.
Vergoeding van de door de rechtbank nader te begroten redelijke kosten die verband houden met deze procedure, welke kosten door verzoekster worden begroot op het bedrag van de daadwerkelijk door de gemachtigde aan de behandeling van het verzoek bestede tijd (6 uur) vermenigvuldigd met een uurtarief van € 180,00 en te vermeerderen met het door haar betaalde griffierecht en met veroordeling van verweerster in de kosten van deze procedure. 2.10. Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen deze kosten de dubbele redelijkheidstoets doorstaan, zodat deze dienovereenkomstig zullen worden begroot. Het verweer van verweerster hiertegen dat dergelijke kosten van verzoekster zijn verzekerd, wordt door de kantonrechter verworpen omdat een rechtsbijstandsverzekering van één van de procespartijen niets uitstaande heeft met een veroordeling in de proceskosten. Bovendien heeft verzoekster in dit verband aangevoerd dat ingevolge de van toepassing zijnde polisvoorwaarden de gemaakte proceskosten zoveel mogelijk op de wederpartij dienen te verhaald, hetgeen verweerster niet heeft betwist.
2.11. Nu de aansprakelijkheid van verweerster voor de schadelijke gevolgen van het door verzoekster overkomen ongeval in deze procedure niet in rechte is komen vast te staan, is de verzochte veroordeling van verzoekster tot betaling van voormelde kosten niet toewijsbaar.

Verzoekster lijkt tegen beter weten in een deelgeschil te zijn begonnen en staat met lege handen.