Beoordeling smartengeld waarbij o.a. rekening wordt gehouden met de klachten die voor het ongeval al bestonden.

Rechtbank Overijssel, 12 maart 2019
Volgens (verzoekster) – weduwe van de heer A – dient het smartengeld gewaardeerd te worden op € 35.000,–. De kantonrechter acht een vergoeding van € 17.000,– billijk, te vermeerderen met wettelijke rente.
Verzoek Rechtbank
(Verzoekster) verzoekt:

(1) voor recht te verklaren dat het smartengeld wordt begroot op € 35.000,– dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;

De kantonrechter acht een vergoeding van € 17.000,– billijk:

  • Bij het openen van stalen deur krijgt A, 68 jaar oud, door de enorme vrijgekomen kracht, de deur tegen zijn hoofd.
  • Hersenletsel, een aantal dagen op afdeling IC, revalidatietraject bij het Roessingh.
  • A is na het ongeval veranderd van een actieve, onafhankelijke man naar een man die zonder hulp weinig meer kon.
  • Aannemelijk dat dit zeer ingrijpend was en dat dit zijn levenskwaliteit ernstig heeft verminderd.
  • Forse pre-existentie; waaronder de ziekte van Parkinson, een longaandoening, enz.
  • 2,5 jaar na het ongeval wordt A in het ziekenhuis opgenomen met een longontsteking. Diezelfde maand komt A, als gevolg van een hartstilstand, te overlijden.
  • Het smartengeld heeft enkel betrekking op de gevolgen van het ongeval voor A zelf, niet voor diens nabestaanden.
  • Het overlijden van A staat niet in verband met het ongeval. Ook dit dient te worden meegewogen.
  • A had ten tijde van het ongeval te maken met progressieve aandoeningen. Hoewel de uitwerking onbekend is, kunnen de aandoeningen niet weggedacht worden.
  • De door (verzoekster) aangehaalde uitspraken uit de ANWB Smartengeldgids zijn niet te vergelijken met de situatie van A; bij de aangehaalde uitspraken gaat het om veel jongere slachtoffers.
  • Vergelijkbare uitspraken zijn moeilijk te vinden, maar de uitspraken die het meest corresponderen met de onderliggende situatie kennen vergoedingen toe van € 13.448,– tot 19.762,–
  • Aansprakelijkheid is erkend. (Verweerder 1) is hiervoor verzekerd bij (verweerder 2).
(2) (verweerders c.s.) te veroordelen tot betaling van de BGK voor de periode (a) vanaf het opstellen van het verzoekschrift, (b) de BGK met betrekking tot dit geding tot op heden, alsmede (c) de overige kosten van dit geding. (Verzoekster) maakt aanspraak op een totaalbedrag van € 5.628,04 (5,24 x € 215,– + 14,18 x € 230,– x 6% kantoorkosten x 21% BTW).

(Verweerders c.s.) maken bezwaren tegen zowel het uurtarief van € 230,–als het aantal bestede uren. De kantonrechter acht de gehanteerde tarieven redelijk. Het aantal uren voor het voorbereiden en bijwonen van de zitting is te ruim: vermindering van 12 naar 7.

De kantonrechter begroot de kosten op € 4.153,06 + € 497.– griffierecht. (Verweerders c.s.) worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.

Heldere uitspraak over de beoordeling van het smartengeld waarbij alle – maar dan ook echt alle – omstandigheden van het bijzondere geval worden meegewogen bij de hoogte van de vergoeding. Het uiteindelijke oordeel van de kantonrechter ‘past precies’ in de bandbreedte die wordt gegeven door de genoemde uitspraken uit de Smartengeldgids.