Beroepsfout huisartsen: causaal verband tot de te late diagnose. Echter, geen causaal verband met de amputaties in het ziekenhuis

Rechtbank Midden-Nederland, 6 december 2017
Op 15 juni bezoekt (verzoeker), bekend met jicht, het spreekuur van zijn huisartsen -(verweerder 1) en (verweerder 2) in verband met pijnklachten aan de rechtervoet en -teen. (Verzoeker) krijgt een ander jichtmedicijn voorgeschreven. Op 17 juni neemt (verzoeker) telefonisch contact op met de praktijk, omdat de pijn niet afnam. (Verzoeker) krijgt een ander middel tegen jicht voorgeschreven.

Op 23 juni bezoekt (verzoeker) opnieuw de praktijk. (Verweerder 1) en (verweerder 2) stellen de diagnose ‘acute vaatafsluiting’. Zij verwijzen (verzoeker) met spoed door naar het ziekenhuis. Op 29 juni vindt er een bypassoperatie plaats en op 1 juli wordt de rechter kleine teen geamputeerd. (Verzoeker) krijgt in een later stadium nog te horen dat ook de rechter grote teen nog geamputeerd moet worden.

(Verzoeker) stelt zijn huisartsen aansprakelijk. Zij erkennen de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het handelen op 15 respectievelijk 17 juni. Niet in geschil is het causale verband tot de te late diagnose. (Verzoeker) verzoekt de rechtbank het causale verband tussen het medisch verwijtbaar handelen van zijn huisartsen en de schade ten gevolge van de amputaties vast te stellen.

De rechtbank wijst het verzoek af.

Verzoek Rechtbank
(Verzoeker) verzoekt de rechtbank om bij beschikking in deelgeschil, uitvoerbaar bij voorraad,
(1) te verklaren voor recht dat er causaal verband bestaat tussen het medisch verwijtbaar handelen van zijn huisartsen -(verweerder 1) en (verweerder 2)- en zijn schade en/of dat deze schade aan (verweerder 1) en (verweerder 2) kan worden toegerekend;
Gedurende de behandeling van deze kwestie hebben beide partijen zich gezamenlijk tot (deskundige A) respectievelijk (deskundige B) gewend. Beide partijen hebben vervolgens verklaard in te stemmen met de inhoud van hun rapporten. Daarmee staat tussen partijen dus vast dat (verweerder 1) en (verweerder 2) een beroepsfout hebben gemaakt door later dan nodig de juiste diagnose te stellen en (verzoeker) daardoor ook later dan nodig te verwijzen naar het ziekenhuis. Dat blijkt immers uit het rapport van (deskundige A). Dat (verweerder 1) en (verweerder 2) niet op tijd hebben onderkend wat er aan de hand was, moet hun worden verweten. Zij hebben dan ook terecht aansprakelijkheid voor die fout (lees: de te late diagnose) erkend.

In dit deelgeschil gaat het specifiek om de schade ten gevolge van de amputaties. In verband daarmee overweegt de rechtbank dat uit het rapport van (deskundige B) blijkt dat het weefsel in de rechtervoet van (verzoeker) nog levensvatbaar was op het moment waarop (verweerder 1) en (verweerder 2) hem doorverwezen naar het ziekenhuis en dat op dat moment niet viel in te zien dat de tenen van verzoeker niet behouden zouden kunnen blijven. Sterker nog, (verzoeker) zou binnen enkele weken, hooguit maanden, volledig hersteld zijn. Volgens (deskundige B) had het ziekenhuis op het moment van verwijzen nog voldoende tijd (namelijk 24 uur) om volgens de regelen der kunst in te grijpen.

Anders dan (verzoeker) heeft betoogd zijn ziekenhuizen immers juist ingericht om óók in spoedgevallen zeven dagen per week, 24 uur per dag, de noodzakelijke zorg te verlenen. Niet gebleken is dat dit in dit specifieke geval anders was. Niet gebleken is dat dit in dit specifieke geval anders was, ook al niet omdat (deskundige B) heel stellig heeft geconcludeerd dat “de huidige klachten en belemmeringen van betrokkene géén rechtstreeks gevolg (zijn) van het eerder als onzorgvuldig beschouwd handelen van de huisarts”. De beschikbare tijdspanne was in beginsel ruim genoeg.

Niet valt in te zien dat dit verschil zou hebben gemaakt voor de op het moment van doorverwijzen bestaande kans op herstel. De situatie van (verzoeker) was op 23 juni dus niet anders dan wanneer hij al op 15 of 17 juni zou zijn doorverwezen. Daarom moet worden geoordeeld dat het causaal verband tussen de fout van (verweerder 1) en (verweerder 2) en de amputaties ontbreekt. Dat geldt zowel voor het medisch causaal verband als het juridisch causaal verband.

De rechtbank weet niet waarom het tot zes dagen na de ziekenhuisopname heeft geduurd voordat (verzoeker) werd geopereerd. Maar wat de oorzaak ook was, het was in ieder geval niet de late diagnose door (verweerder 1) en (verweerder 2) . Zij hadden daar niets mee van doen: zij kunnen dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de (gevolgen van de) amputaties. Bij gebrek aan het noodzakelijke causaal verband tussen beroepsfout en schade moet het verzoek worden afgewezen. En als gevolg daarvan kan het betoog over meervoudige en alternatieve causaliteit onbesproken blijven.

(2) de kosten van de deelgeschilprocedure te begroten, en (3) (verweerder 1) en (verweerder 2) hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de deelgeschilprocedure, te betalen binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking. (Verzoeker) maakt aanspraak op een bedrag van € 9.021,31 (22 bestede uren tegen een tarief van € 265,00 per uur, exclusief BTW en 6,5% kantoorkosten). (Verweerder 1) en (verweerder 2) voeren verweer tegen het aantal bestede uren en het gehanteerde uurtarief.Naar het oordeel van de rechtbank is deze zaak, wat omvang en complexiteit betreft, overzichtelijk. Een tijdsbesteding van 12 uur tegen een tarief van € 220,00 exclusief BTW is daarvoor redelijk. Dat bedrag zal worden toegewezen (€ 3.194,40 inclusief BTW), te vermeerderen met het door (verzoeker) betaalde griffierecht van € 618,00. De rechtbank ziet geen aanleiding om bovenop dit bedrag nog een apart bedrag toe te kennen voor kantoorkosten.

De rechtbank veroordeeld (verweerder 1) en (verweerder 2) tot betaling daarvan aan (verzoeker).

Een heldere en duidelijke uitspraak met betrekking tot de causaliteitsproblematiek. In deze kwestie maakt de rechtbank een duidelijk onderscheid tussen (1) de te late diagnose van de huisartsen en (2) het causale verband met de amputaties in het ziekenhuis.

Met betrekking tot het (1e) hebben de huisartsen de aansprakelijkheid voor hun beroepsfout erkend. Met betrekking tot het (2e) hebben zij echter niets van doen.