Bestuurder van auto heeft geen aanspraak op WAM-verzekeraar die na-risico loopt

beschikking rb Rotterdam 26 juni 2013 ontplofte auto

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2013:5181

Betrokkene bestuurt auto. Hij geeft aan dat hij die auto heeft geleend. Onderweg gaat hij LPG tanken, maar er blijkt geen LPG-tank in de auto te zitten. Even later ontploft de auto waardoor bestuurder letsel oploopt. Auto is niet verzekerd, maar er is een verzekeraar die na-risico loopt. Die wordt door de bestuurder aangesproken. Verzekeraar beroept zich op ‘uitsluiting’  WAM.
Verzoek Rechtbank
vergoeding aan BETROKKENE van geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval, Het is juist dat de WAM in de loop van de jaren een zekere ontwikkeling heeft ondergaan waarbij onder meer is voorzien in een beperking van de kring van slachtoffers die van aanspraken op grond van de WAM kunnen worden uitgesloten. De wet biedt evenwel geen steun aan de gedachte dat de uitsluiting van artikel 4 lid 1 WAM niet toepasselijk is op de bestuurder die niet tevens de verzekeringnemer is, wanneer de vordering gesteund is op aansprakelijkheid wegen een gebrek aan het motorrijtuig.Anders dan BETROKKENE heeft betoogd kan voor die uitleg van het begrip “bestuurder” ook geen steun worden gevonden in de rechtspraak van het Benelux Gerechtshof. Dat volgens sommige commentatoren wenselijk zou zijn de uitsluiting van artikel 4 lid 1 WAM niet tot de hier bedoelde bestuurders te doen uitstrekken, maakt niet dat het begrip “bestuurder” bij de huidige tekst van de wet al in die zin zou moeten worden uitgelegd. Dat een dergelijke bepaling in diverse modelverzekeringscontracten zou zijn opgenomen (zoals BETROKKENE stelt en VERZEKERAAR betwist), doet daaraan niet af Vast staat dat een dergelijke bepaling niet is opgenomen in de op de (beëindigde) verzekeringsovereenkomst van toepassing zijnde polisvoorwaarden.Het voorgaande leidt tot de conclusie dat VERZEKERAAR zich terecht heeft beroepen op de uitzonderingsbepaling van artikel 4 lid 1 WAM, zodat het verzoek derhalve reeds op deze grond moet worden afgewezen. Dit betekent dat de overige stellingen van partijen onbesproken kunnen blijven.
zulks onder begroting en veroordeling van VERZEKERAAR in de kosten van het deelgeschil. Bij het verzoekschrift heeft mr. Meijer een specificatie gevoegd van de tot het moment van het indienen van het verzoekschrift gemaakte kosten, die EUR 3.456,61 bedragen (11,24 uren x EUR 245,= exclusief 6% kantoorkosten en 21% BTW). Die kosten komen de rechtbank redelijk voor. De met de verdere behandeling van de zaak gemoeide kosten, waaronder de tijd besteed aan het bijwonen van de mondelinge behandeling ter zitting en het opstellen van pleitaantekeningen, zullen door de rechtbank worden begroot op EUR 1.000,=, te vermeerderen met het door BETROKKENE betaalde (in debet gestelde deel van het) griffierecht van EUR 75,=, in totaal dus EUR 4.531,61.

De deelgeschilprocedure maakt experimenteren vrij eenvoudig mogelijk zonder echt risico voor de (op toevoegingsbasis procederende) eisende partij. Lukt ’t, dan is dat mooi en stroomt het geld binnen. Lukt ’t niet dan is er geen man over boord: een paar honderd euro griffiegeld. Dat dit alles verwerende partijen enorm veel geld kost moet dan ingecalculeerd zijn.