Botsing snorfiets-bromfiets. Geen omkering bewijslast, eigen verklaring verzoekster onvoldoende: verzoek afgewezen.

kantonrechter Delft, 12 december 2012, LJN: BY7119
Aanrijding tussen bromfiets (verzoekster) en tegemoetkomende snorfiets in bocht (brom)fietspad. Verzoekster stelt dat snorfiets op verkeerde weghelft en te hard reed. Verklaring verzoekster is enige – dus onvoldoende – bewijs. Eventuele snelheidoverschrijding geen reden voor omkering bewijslast. Verzoek afgewezen. Geen begroting kosten. Geen veroordeling in kosten verweerders. 
Verzoek Rechtbank
Voor recht te verklaren dat [verweerder sub 1] aansprakelijk is voor de door [verzoekster] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval op 24 november 2010.
Voor recht te verklaren dat zowel [verweerder sub 1] als diens WAM-verzekeraar gehouden zijn om aan [verzoekster] de schade te vergoeden die zij, [verzoekster], als gevolg van het ongeval op 24 november 2010 heeft geleden en mogelijk nog zal lijden.
De kantonrechter is van oordeel dat op basis van de verklaringen van [verzoekster] en [verweerder sub 1] de toedracht van het ongeval niet kan worden vastgesteld. Beiden verklaren tegengesteld en er bestaat, anders dan [verzoekster] heeft betoogd, onvoldoende aanleiding om aan een van de beide verklaringen meer bewijswaarde toe te kennen dan aan de andere. Op basis van de verklaringen kan dan ook niet worden vastgesteld door wie de aanrijding is veroorzaakt.
Wanneer er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat [verweerder sub 1] met een snelheid van 30 km/u heeft gereden (hetgeen door verweerders wordt bestreden) bedraagt de absolute overschrijding slechts 5 km/u. Dit is onder de gegeven omstandigheden te gering om de toepassing van de omkeringsregel te rechtvaardigen.
Ook uit het schadebeeld van de brommer van [verzoekster] kan, anders dan [verzoekster] betoogt, niet worden opgemaakt dat de aanrijding is veroorzaakt door [verweerder sub 1].
Het voorgaande leidt ertoe dat de verzoeken worden afgewezen.
De proceskosten te begroten en [verweerder sub 1] en Unigarant hoofdelijk te veroordelen tot betaling van deze kosten, vermeerderd met de wettelijke rente. Ook als het verzoek op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, dient de kantonrechter de kosten van deze procedure te begroten op grond van artikel 1019aa Rv. Dat is in dit geval anders omdat de kantonrechter tot het oordeel is gekomen dat de aansprakelijkheid van [verweerder sub 1] op grond van alle beschikbare bewijsmiddelen niet kan komen vast te staan. Nu de kosten bij de behandeling van het verzoek niet voor vergoeding in aanmerking komen, kan begroting van deze kosten achterwege blijven.
Verweerders verzoeken veroordeling van [verzoekster] in de kosten van de deelgeschilprocedure aan de zijde van verweerders. Hoewel deze zaak – vanwege de op basis van alle beschikbare bewijsmiddelen toch wel zeer voor de hand liggende einduitkomst – als een grensgeval is aan te merken, acht de kantonrechter het instellen van de deelgeschilprocedure niet onrechtmatig. Daarbij is van belang dat met het verzoek feitelijk een oordeel werd gevraagd over de aan de rechter voorbehouden bewijswaardering. Het tegenverzoek van verweerders zal daarom worden afgewezen.

Met slechts eigen verklaring verzoekster was te verwachten dat verzoek zou worden afgewezen. Ook beroep op de omkeringsregel niet kansvol.
Rechter had wellicht kunnen afzien van kostenbegroting wegens kansloze zaak, maar niet op grond van afwijzing aansprakelijkheid.