‘Bromfietser die linksaf slaat zonder op te letten’ of ‘automobilist die achterop rijdt’? Toedracht niet bewezen: afwijzing

rechtbank overijssel 20-10-2020-a
Een bromfietsbestuurder stelt dat hij – alvorens linksaf te slaan – richting aan had gegeven en had voorgesorteerd en dat hij vervolgens aan de achterzijde werd aangereden. Dat wordt betwist door de betrokken automobiliste. Die stelt dat de bromfiets plotseling linksaf sloeg op het moment dat zij inhaalde. In deelgeschil is duidelijk dat bewijs van de stelling van de vorderende partij niet wordt geleverd. Dat was zo duidelijk dat ook geen kosten worden begroot.
Verzoek Rechtbank
te verklaren voor recht dat Vivat en [BESTUURSTER] aansprakelijk zijn voor de door [VERZOEKER] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval [GETUIGE1] en [GETUIGE2] hebben verklaard dat zij hebben gezien dat [VERZOEKER] heeft voorgesorteerd door op de wegas te gaan rijden en dat zijn linker knipperlicht aanstond. Zij hebben het ongeval echter naar eigen zeggen niet gezien. De verklaring van [GETUIGE1] dat hij het ongeval niet heeft gezien, hoewel hij achter [VERZOEKER] en [BESTUURSTER] fietste, vraagt om een nadere verklaring. Datzelfde geldt waar het gaat om de verklaring van [GETUIGE2]: als hij stond waar hij zegt dat hij stond, had hij maar zeer beperkt zicht op de straat waarop [VERZOEKER] en [BESTUURSTER] reden: hoe heeft hij dan het voorsorteren en het gebruik van het linker knipper­licht kunnen zien? [VERZOEKER] zelf is niet eenduidig over wat er is gebeurd, hetgeen overigens niet vreemd is niet nu direct na het ongeval (even) bewusteloos is geweest. De schade aan de auto van [BESTUURSTER] ondersteunt niet zonder meer het betoog van [VERZOEKER]. Integendeel, de schade aan de rechterkant van de auto zou erop kunnen wijzen dat [VERZOEKER] plotseling linksaf is gegaan, tegen de auto aan. Ten slotte is de vraag op basis van welke informatie de politie het proces-verbaal en de mutatie heeft opgemaakt: is dat vooral op basis van informatie van [BESTUURSTER] geweest?

Gelet op hetgeen in 4.3. is beschreven kan op basis van de nu beschikbare gegevens niet met voldoende zekerheid worden geoordeeld dat [BESTUURSTER] het ongeval heeft veroorzaakt door één of meer verkeersregels te overtreden. Bewijslevering door het horen van getuigen zal noodzakelijk zijn alvorens een oordeel over de toedracht kan worden gegeven. Gelet op de daarmee gepaard gaande investering in tijd, geld en moeite, afgewogen tegen het belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren, is hiervoor in deze deelgeschilprocedure geen plaats. Het verzoek van [VERZOEKER] zal derhalve worden afgewezen.

begroting van de kosten die [VERZOEKER] voor het geding heeft moeten maken op € 9.781,26 Ondanks de afwijzing van het verzoek dient in beginsel op de voet van artikel 1019aa Rv begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van [VERZOEKER]. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets te worden gehanteerd: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Deze situatie doet zich hier voor. [VERZOEKER] had, wetende dat [BESTUURSTER]/Vivat geen aansprakelijkheid wilden erkennen in verband met een andere visie op de ongevalstoedracht, kunnen voorzien dat nadere (uitvoerige) instructie nodig zou zijn, in verband waarmee hij had moeten kiezen voor een bodemprocedure of een voorlopig getuigenverhoor. Er is dan ook geen sprake van in redelijkheid gemaakte kosten.