Aanrijding snorfiets vs. voetganger: eigen schuld mogelijk na aanvankelijke aansprakelijkheidserkenning? Ja!?

Verzoeker is als voetganger door een snorfietser aangereden (hij liep op het fietspad, bij gebrek aan trottoir). Beide partijen hebben aan die aanrijding letsel overgehouden. Over de precieze toedracht wordt getwist. Verweerster heeft na een ongeval aansprakelijkheid erkend, waarbij geen voorbehoud is gemaakt voor eigen schuld. Bijna twee maanden later laat verweerster weten dat de verkeerde standaardbrief is gestuurd, en dat het standpunt is dat op grond van art. 185 WVW aansprakelijkheid wordt erkend, maar er sprake is van 50% eigen schuld.

Aan de initiële erkenning van aansprakelijkheid kan niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat het standpunt van verweerster is geweest dat ook de volledige schade zou worden betaald. Dat is vooral omdat de erkenning vrij algemeen is geformuleerd en omdat daarbij niet is vermeld dat verweerster alle schade zou vergoeden. Dat de erkenning in een vroeg stadium is gedaan (binnen vier weken) en dat verweerster toen nog geen onderzoek had kunnen doen, omdat de schade nog niet was gemeld door haar de verzekerde, speelt ook mee.

Door op deze manier aansprakelijkheid te erkennen is geen afstand gedaan van de mogelijkheid om (na onderzoek) een beroep op eigen schuld te doen.

Dat verweerster op grond van art. 185 WVW in beginsel aansprakelijk is staat niet ter discussie. Dat er geen sprake is van overmacht ook niet.

Voor het vaststellen van de precieze toedracht – voor verweerster nodig om het beroep op eigen schuld in te kleden – is meer bewijs nodig. Daarvoor is geen ruimte in een deelgeschil. Er kan daarom niet worden vastgesteld of en zo ja in welke mate sprake is van eigen schuld van verzoeker.

In beginsel is verweerster dan ook aansprakelijk en verplicht de gehele schade te vergoeden. Dat kan anders worden als in rechte uiteindelijk nog eigen schuld wordt aangetoond. De rechtbank geeft mee dat partijen daar het beste snel duidelijkheid over kunnen zoeken, door verder te onderhandelen of middels een voorlopig getuigenverhoor.

Gezien de complexiteit en omvang van het verzoek en de ervaring van de advocaat van verzoeker is de bestede tijd (25,60 uur) en het gehanteerde tarief (€ 355,00 per uur) bovenmatig. Redelijk is 17 uur voor € 250,00 per uur excl. btw. Het totaal komt op € 5.142,50 (plus € 314,00 griffierecht). Verweerster moet dat betalen.

Kosten

aantal uren verminderd<br />uurtarief verlaagd

Resultaat

toe- en afgewezen