Betrokkenheid onbekende personenauto is vast komen te staan; veroordeling Waarborgfonds tot vergoeding van de schade

Op 21 december 2019 vond er een ongeval plaats in Den Haag, waarbij verzoeker met zijn scooter ten val kwam. De personenauto die (vermoedelijk) geen voorrang verleende zou na het ongeval zijn doorgereden. Verzoeker doet een beroep op de voorzieningen van het Waarborgfonds. Het Waarborgfonds neemt een afwijzend standpunt in, omdat van enige betrokkenheid van de personenauto niet is gebleken.

Volgens de rechtbank is het voldoende vast komen te staan dat de zwarte personenauto betrokken is geweest bij het ongeval. Verzoeker heeft van meet af aan en ook consistent verklaard dat een zwarte auto hem ten onrechte geen voorrang verleende, dat hij niet meer op tijd kon stoppen, met zijn voorband tegen die auto kwam, ten val kwam en dat de zwarte auto doorreed. Een getuige heeft de val zelf niet gezien, maar heeft wel een zwarte auto bij de kruising gezien dichtbij de plek waar zij de scooter zag glijden. De zwarte auto reed vervolgens door, aldus de getuige. De getuige nam daardoor aan dat er sprake was van een aanrijding. Uit het getuigenverhoor blijkt ook dat deze getuige de zwarte personenauto relevant vond, omdat zij zich heeft afgevraagd of een later langsrijdende zwarte auto dezelfde auto was. Er zijn geen andere voor de hand liggende oorzaken van het ongeval, zoals betrokkenheid van andere verkeersdeelnemers, gladheid of slecht zicht.

De bestuurder van de zwarte auto heeft ten onrechte geen voorrang verleend. Het Waarborgfonds heeft niet betwist dat niet kan worden vastgesteld welke zwarte auto het was en wie de aansprakelijke persoon is. Daarom moet het Waarborgfonds de schade van verzoeker vergoeden.

Verzoeker gaat uit van een tijdsbesteding van 9 uur en 24 minuten, tegen een uurtarief van € 245,- exclusief btw en 7% kantoorkosten. Het Waarborgfonds maakt bezwaar tegen het rekenen van kantoorkosten.

De rechtbank acht het aantal uren en het uurtarief redelijk, maar ziet geen aanleiding om rekening te houden met kantoorkosten. Niet is gebleken dat er bepaalde ‘kantoorkosten’ zijn gemaakt en dat deze niet kunnen worden geacht te zijn begrepen in het uurtarief. Voor het inwinnen van informatie uit de medische sector begroot de rechtbank geen bedrag, omdat de rechtbank niet kan beoordelen of dit aan de dubbele redelijkheidstoets voldoet.

Het Waarborgfonds wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.067,69.

Kosten

kantoorkosten afgewezen

Resultaat

toegewezen

Kantoorkosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank oordeelt hierover: "Niet is gebleken dat er bepaalde 'kantoorkosten' zijn gemaakt en dat deze niet kunnen worden geacht te zijn begrepen in het uurtarief."