Naast partijverklaring is er geen aanvullend bewijs dat verweerster een verkeersfout heeft gemaakt: dan staat aansprakelijkheid niet vast

Verzoekster denkt dat verweerster wilde doorrijden zonder voorrang te verlenen aan verzoekster. Verzoekster is tegen een lantaarnpaal gebotst door haar uitwijkmanoeuvre.
Verzoekster stelt dat betrokkene 1 een verkeersfout heeft gemaakt en houdt Achmea aansprakelijk. De rechtbank wijst de aansprakelijkheid af, omdat niet is komen vast te staan dat betrokkene 1 een verkeersfout heeft gemaakt.

De kantonrechter is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat betrokkene 1 een verkeersfout heeft gemaakt.

De verklaring van verzoekster waaruit volgt dat betrokkene 1 verzoekster niet heeft waargenomen en op de andere weghelft reed is een verklaring van een partijgetuige. Op grond van artikel 164 lid 2 Rv kan dit niet zonder meer bewijs in het voordeel van verzoekster opleveren. 

De verklaring van betrokkene 1 maakt de verklaring van verzoekster niet geloofwaardig. Betrokkene 1 heeft namelijk tot vier keer toe verklaard dat zij niet meer weet of zij met de voorwielen van haar auto over de onderbroken strepen (en daarmee op de weghelft van verzoekster) was. Betrokkene 1 heeft verklaard dat dit wel waarschijnlijk is, maar ook dit levert niet op dat de verklaring van verzoekster voldoende geloofwaardig is. 

Ook het proces-verbaal van de politie levert geen aanvullend bewijs op. Daarin is immers opgeschreven dat niet is komen vast te staan dat betrokkene 1 het voorsoorteervak voorbij was. 

Het verzoek wordt afgewezen. 

De kantonrechter wijst het verzoek af, omdat de verkeersfout en dus de aansprakelijkheid niet is komen vast te staan. 

Omdat de aansprakelijkheid niet vaststaat, wordt Achmea niet veroordeeld in de kosten van het deelgeschil. Wel gaat de kantonrechter over tot het begroten van de kosten. 

Verzoekster heeft de kosten begroot op € 4.187,06 (€ 3.234,- te vermeerderen met 21% btw en 7% kantoorkosten). Achmea voert aan dat er in de huidige maatschappij geen plaats meer is voor kantoorkosten. Omdat verzoekster niet meer op deze stelling heeft gereageerd, worden de kantoorkosten als onvoldoende onderbouwd afgewezen.

Dit betekent dat de kosten van het deelgeschil worden begroot op € 3.913,14 (inclusief btw), vermeerderd met de griffierecht in het voorlopig getuigenverhoor. 

 

Kosten

kantoorkosten afgewezen

Resultaat

afgewezen

Het is toch vreemd en onnodig om een dwangsom te vragen.