Onvoldoende bewijs voor letselschade opgelopen tijdens de uitoefening van werkzaamheden

Verzoeker stelt dat hij op 14 november letselschade heeft opgelopen in de bakkerij waar hij werkte. Bij het duwen van een zware deegkuip naar de lift, zou het rechterwieltje van het apparaat in een gat zijn terecht gekomen, waarna de hendel van het apparaat zou zijn losgeschoten. Hoewel aannemelijk is dat hij op enig moment vóór 17 november letsel heeft opgelopen, is niet bewezen dat hij dit letsel heeft opgelopen tijdens zijn werk bij verweerder.

Afwijzing verzoek, niet is komen vast te staan dat verzoeker schade heeft opgelopen tijdens het uitvoeren van zijn werk:

  • Geen getuigen van het voorval
  • Geen melding van het voorval
  • Verzoeker heeft op 15 en 16 november ‘gewoon’ gewerkt
  • Bij de ziekmelding op 17 november maakt ‘verzoeker’ melding van een ‘glijpartij’ in de bakkerij
  • Bij het beter melden van 22 november en de werkzaamheden nadien heeft verzoeker met niemand over het voorval gesproken.
  • Eerste melding van het vermeende voorval was op 9 februari, na ontvangst van de aansprakelijkstelling.

Nadere bewijsvoering is nodig en daar is in een deelgeschilprocedure geen plaats voor.

Geen sprake van een onnodig of onterecht ingediend verzoek. Begroting conform verzoek: 16,5 uur x € 245,– x 21% BTW. Geen aansprakelijkheid, geen veroordeling.

Kosten

kosten toegewezen, maar geen veroordeling

Resultaat

afgewezen

Bovenstaande beschikking laat zien dat het eerst aan verzoeker is om aan te tonen of aannemelijk te maken dat hij letselschade heeft opgelopen tijdens het werk. Dat was – gelet ook op het beschikbare materiaal – niet eenvoudig, waarna het verzoek ook werd afgewezen. Wellicht dat dit op voorhand ook wel duidelijk was, wat dan wellicht een onnodig of onterecht ingediend verzoek met zich mee zou kunnen (moeten) brengen. Verder wordt het verzoek om smartengeld toe te kennen i.v.m. secundaire victimisatie afgewezen, aangezien aansprakelijkheid niet gegeven is.