Rechtbank neemt niet aan dat verzoeker tijdens ongeval in auto zat

Bij een aanrijding waren drie voertuigen betrokken: de huurauto van [verzoeker] , de auto van de verzekerde van Achmea de heer [X] en de camperbus van [Y]. [Verzoeker] beweert ten tijde van het ongeval in zijn voertuig te hebben gezeten, waar nek- en pijnklachten uit zouden voortvloeien. Verzekeraar betwist niet dat er een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen [X] en de huurauto van [verzoeker] , maar wel dat [verzoeker] tijdens de aanrijding in de huurauto zat. Daarom zou zij niet aansprakelijk gesteld kunnen worden voor letselschade als gevolg van die aanrijding. Het verzoek tot verklaring van recht van de aanwezigheid van [verzoeker] in zijn auto tijdens het ongeval wordt afgewezen.

De rechtbank heeft in haar overweging gebruik gemaakt van verklaringen van [verzoeker] en [X], alsmede van getuige [A], [B] en [Y]. Daarnaast is er gebruik gemaakt van een tijdlijn, voortvloeiend uit de verklaringen van bovengenoemde, medische informatie en de aanrijdingsformulieren. De verklaringen van [verzoeker], getuige [A], [B] en [Y] zijn op verschillende momenten tegenstrijdig en kennen een negatieve invloed op de totstandkoming en betrouwbaarheid van de tijdlijn.

 

Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de aangedragen medische documentatie van [verzoeker], alsmede de aanrijdingsformulieren, het verzoek van [verzoeker] onvoldoende ondersteunen.

Wisselende en tegenstrijdige verklaringen, de totstandkoming daarvan, de geschetste tijdlijn en het medisch verloop – in samenhang met elkaar bezien, doet dermate veel twijfel rijzen over de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen en daarmee over de gestelde aanwezigheid van [verzoeker] in de auto tijdens de aanrijding, dat de door [verzoeker] verzochte verklaring voor recht niet kan worden toegewezen. Gelet op alle discrepanties, is niet komen vast te staan dat [verzoeker] in de auto heeft gezeten tijdens de aanrijding. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

De rechtbank zal de hoogte van de kosten enigszins matigen, gelet op de ervaring van de advocaat van [verzoeker] en de geringe complexiteit van de zaak. Dat komt neer op een bedrag van € 3.000,-, inclusief kantoorkosten en exclusief btw. De rechtbank komt derhalve uit op een bedrag van in totaal € 3.716,- (= € 3.000,- + 21% btw + € 86,- aan griffierecht).

Kosten

Resultaat

afgewezen