Toedrachtsonderzoek valt buiten bestek deelgeschilprocedure. Verzoeken onnodig en onterecht ingesteld.

Deelgeschil letselschade. Afwijzing verzoeken. Meerdere aanrijdingen, meerdere verzekeraars. Geen aanvullend voorschot en geen vergoeding buitengerechtelijke kosten. Verzoeken onnodig en onterecht ingesteld.

Dat (de auto van) verzoeker op 29 april 2019 van achteren is aangereden door een verzekerde van Allianz is niet in geschil. Wel is in geschil of de bij Allianz verzekerde bestuurder een fout  heeft gemaakt. Over de feitelijke toedracht heeft verzoeker naar voren gebracht dat de verzekerde van Allianz met een vaart van circa 60 km/u achterop zijn auto is gereden, terwijl hijzelf stil stond. Hij heeft daarbij een schadeformulier ingediend dat alleen door hemzelf is ingevuld en ondertekend. Dat is niet genoeg om zijn standpunt te onderbouwen gelet op het gemotiveerde verweer van Allianz, die daarbij (onder meer) verwijst naar een rapport van Dekra. Verzoeker heeft geen feiten en omstandigheden aangedragen waarmee de twijfels over de toedracht van het ongeval zijn weerlegd zodat nu niet kan worden aangenomen dat het ongeval onder de door hem beschreven omstandigheden heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat ook niet voldoende duidelijk is dat de WAM-verzekerde van Allianz een fout heeft gemaakt en aansprakelijk is voor het ongeval. Daarvoor is nodig dat de toedracht van het ongeval vaststaat en dat verder nader onderzoek. Een dergelijk onderzoek valt buiten het bestek van de deelgeschilprocedure, omdat het zich niet verdraagt met het uitgangspunt dat de deelgeschilprocedure eenvoudig, snel en kostenefficiënt moet zijn. Het verzoek van verzoeker wordt dan ook afgewezen. 

Het moet voldoende duidelijk zijn dat het gaat om ongevallen waaraan verzoeker als bestuurder geen schuld heeft, die niet aan zijn verkeersgedrag zijn te wijten. Dat is voor het eerste ongeval niet duidelijk en dat betekent dat Allianz niet als regelend verzekeraar zal worden aangewezen. Dat Allianz eerder wel over de schade door het tweede ongeval heeft gecorrespondeerd en daarin het voortouw nam maakt dat niet anders, omdat vaststaat dat verzoeker een SVI verzekering heeft bij Allianz en Allianz in dat kader zijn claim behandelde. 

De rechtbank ziet geen grond om één van de verweersters aan te wijzen als regelend verzekeraar in de zin van de Bedrijfsregeling schuldloze, maar geeft de verzekeraars dringend in overweging om hierover toch onderling afspraken te maken, zeker nu is gebleken dat er nog meer schadevoorvallen zijn waarbij verzoeker is betrokken. 

 

De onduidelijkheid over de feitelijke toedracht van het eerste ongeval staat er ook aan in de weg dat Allianz wordt aangewezen als regelend verzekeraar. 

Verzoeker heeft ten aanzien van zijn verzoek voor een aanvullend voorschot geen onderscheid gemaakt tussen de drie ongevallen en verweersters wijzen er terecht op dat verzoeker zijn stelling dat sprake is van causaal verband tussen de door hem ervaren klachten en de drie ongevallen niet voldoende heeft onderbouwd. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn stellingen verwezen naar een medisch advies van 4 juli 2022, waar Allianz (onder meer) adviezen van haar medisch adviseur tegenover heeft gezet, en een schadestaat van 24 mei 2023, die hij niet heeft voorzien van onderliggende stukken. Conclusie; het verzoek om een aanvullend voorschot van € 15.000,00 op de schadevergoeding te betalen kan daarom niet niet worden toegewezen. 

De aansprakelijkheid van Allianz voor de door verzoeker gestelde (letsel)schade staat niet vast en derhalve kan niet worden verondersteld dat een wettelijke verplichting tot schadevergoeding van haar zijde bestaat.  Dit betekent dat artikel 6:96 lid 2 onder b BW nu geen grondslag biedt voor verdere vergoeding door Allianz van de door verzoeker gemaakte buitengerechtelijke kosten. 

Vergoeding voor van de buitengerechtelijke kosten door Univé en/of Achmea is evenmin aan de orde, nu zij (onweersproken) hebben aangevoerd dat zij op geen enkele wijze betrokken zijn geweest in het buitengerechtelijke schaderegelingstraject en veel van de werkzaamheden van de advocaat ook betrekking hebben op de periode van vóór het tweede en derde ongeval. 

De verzoeken in deze procedure zijn naar het oordeel van de rechtbank onnodig en onterecht ingesteld. Voor het eerste ongeval geldt dat op voorhand duidelijk geweest moet zijn dat vanwege het onderzoek door Dekra en de daarop gebaseerde bezwaren van Allianz, er meer duidelijkheid over de toedracht moest komen en dat het voorleggen van de zaak in dit stadium, zonder verdere feiten en omstandigheden over de door verzoeker gestelde toedracht niet zinvol was.

Voor het tweede en derde ongeval geldt dat ook op voorhand duidelijk moet zijn geweest dat het geen zin heeft om – zonder dat er is onderhandeld en zonder (medische) onderbouwing van de aard en omvang van de juist door die ongevallen geleden schade, te gaan procederen in deelgeschil. De kosten die daarmee verband houden moeten voor rekening van verzoeker blijven. 

Kosten

afgewezen

Resultaat

afgewezen