Deskundige rapport van tafel door schending beginsel van hoor en wederhoor en onvoldoende inzichtelijkheid

Rechtbank Den Haag, 30 juni 2022
Verzoekster heeft de rechtbank verzocht om voor recht te verklaren dat partijen gebonden zijn aan het rapport van een – gezamenlijk overeengekomen – deskundige. De rechtbank gaat niet mee in dit verzoek en stelt dat er zwaarwegende bezwaren zijn tegen de totstandkoming, als ook tegen de inhoud van het rapport.
Verzoek Rechtbank
Verzoekster verzoekt de rechtbank:

(1) Voor recht de verklaren dat partijen gebonden zijn aan het rapport van een – gezamenlijk overeengekomen – deskundige;

De rechtbank stelt dat partijen in beginsel gebonden zijn aan de inhoud van een – op gezamenlijk verzoek – deskundigenrapport, tenzij daartegen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren zijn in te brengen.

De rechtbank stelt verweerder in het gelijk. Zij stelt dat het rapport zowel qua wijze van totstandkoming, als qua inhoud niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen.

De rechtbank onderbouwt dit door vast te stellen dat het rapport in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor. Duidelijk is dat partijen na het eerste conceptrapport vragen hebben gesteld. Na het conceptrapport heeft deskundige een telefoongesprek gevoerd met verzoekster, waarna het rapport is aangepast. Het aangepaste rapport is door verweerder niet ontvangen, waardoor een reactie onmogelijk werd gemaakt. Dit is in strijd met de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage. Daarnaast is duidelijk geworden dat deskundige ten onrechte niet ingegaan op de vragen en opmerkingen van de medisch adviseur van verweerder. Deze opmerkingen zijn niet in de oordeelsvorming meegenomen, terwijl wel uitgebreid is ingegaan op verzoekster.

Verder stelt de rechtbank dat verweerder terecht klaagt over de inhoud van het rapport, nu het eerste conceptrapport op essentiële punten afwijkt van het aangepaste en het definitieve rapport. Onduidelijk is waarom deze punten zijn aangepast, omdat bij het lichamelijk onderzoek geen afwijkingen zijn gevonden.

(2) De kosten te begroten en om verweerder te veroordelen in deze kosten. De rechtbank begroot de kosten. Zij stelt hiervoor dat deze begroting alleen kan uitblijven als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig en onterecht is ingesteld. De rechtbank stelt vast dat daar geen sprake van is.

Zij begroot de kosten voor de procedure op €7.997,50. Omdat aansprakelijkheid van verweerder vaststaat, zal zij worden veroordeeld deze kosten.

Het rapport van de deskundige is na het telefoongesprek, en zonder medeweten van verweerder, op 2 aanmerkelijke punten aangepast. Het percentage functionele invaliditeit was vastgesteld 0%. Later werd dit vastgesteld op 2%. Daarnaast werd er in het eerste rapport aangegeven dat er geen beperkingen aanwezig waren, waar later ineens werd gesproken over lichte beperkingen op verschillende vlakken. Door de rechtbank wordt meer dan terecht gesteld dat er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren zijn in te brengen. Nog los van het feit dat de vragen van verweerder op het eerste rapport zijn niet meegenomen in de stellingname van deskundige.