Door aanbod en aanvaarding overeenstemming over eindregeling; verzekeraar had niet hoeven begrijpen dat verzoekster niet akkoord wilde gaan met voorgestelde eindregeling

Rechbank Den Haag 20 januari 2022
Op 29 september 2018 was verzoekster betrokken bij een verkeersongeval. Als gevolg van dit ongeval heeft zij letsel opgelopen. De Goudse heeft de aansprakelijkheid erkend. Daarna zijn partijen in onderhandeling getreden over een schaderegeling. In deze kwestie is in geschil of er een eindregeling is getroffen. Het bericht waarin werd vermeld dat verzoekster akkoord ging met een regeling, bleek een concept schrijven te zijn, welke niet in definitieve vorm voor de verzekeraar bestemd was.
Verzoek Rechtbank
Verzoekster verzoek de rechtbank:

(1) te bepalen dat in deze kwestie geen eindregeling tot stand is gekomen en dat De Goudse alle geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval dient te vergoeden;

De verzochte beslissing dat tussen partijen geen overeenstemming is bereikt, kan volgens de rechtbank wel degelijk bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De onderhandelingen kunnen daarna immers worden hervat. Dit verzoek leent zich dus voor behandeling in deelgeschil.

Partijen hebben overeenstemming bereikt over de hoogte van de schade. Weliswaar is er geen vaststellingsovereenkomst getekend, maar er is wel sprake van aanbod en aanvaarding (welke vormvrij kunnen geschieden). De Goudse heeft een aanbod gestuurd, welke op 16 april 2021 door middel van een bericht is aanvaard.

Verzoekster stelt dat het niet haar bedoeling was op het voorstel te accepteren. Dit argument gaat echter alleen op als De Goudse moest begrijpen dat men niet akkoord wilde gaan met het aanbod. Dat is hier niet het geval.
Daarbij speelt ook mee dat de bedragen die De Goudse had voorgesteld, nagenoeg geheel overeenkomen met de schadeposten die verzoekster had doorgegeven. Ook het smartengeld van € 2.500,- valt binnen het bereik van de door verzoekster genoemde bedragen (tussen de € 1.533,- en € 4.819,-).
Bovendien mocht De Goudse erop vertrouwen dat degene die het bericht stuurde correspondeerde namens de belangenbehartiger. De Goudse mocht er vanuit gaan dat die persoon bevoegd was om het aanbod van De Goudse te accepteren.
Nu er een eindregeling tot stand is gekomen, worden deze verzoeken afgewezen.
(2) de kosten van dit deelgeschil te begroten op € 2.858,63 (inclusief btw) en De Goudse te veroordelen tot betaling daarvan. Verzoekster gaat uit van een tijdbesteding van 10,5 uur en een uurtarief van € 225,-. De rechtbank acht het uurtarief redelijk. Wel zijn de bestede uren fors te noemen, gelet op de eenvoudige aard van het geschil. De rechtbank gaat uit van een totale tijdsbesteding van 6 uur.

Omdat verzoekster zowel met betrekking tot haar eigen verzoek als het tegenverzoek in het ongelijk is gesteld, ziet de rechtbank geen aanleiding om de Goudse te veroordelen tot betaling van de kosten van het deelgeschil.

Tegenverzoek De Goudse

De Goudse verzocht de rechtbank:

primair: voor recht te verklaren dat overeenstemming is bereikt over de omvang van de schade (exclusief de BGK);

subsidiair: voor recht te verklaren dat de schade (exclusief BGK) van verzoekster niet hoger is dan de € 9.750,- zodat De Goudse alle schade reeds heeft vergoed en dat De Goudse met de betaling van € 5.000,- alle verschuldigde kosten van rechtsbijstand heeft voldaan.

 

 

De rechtbank wijst de verzochte verklaring voor recht dat er overeenstemming is bereikt toe. Het voorstel van De Goudse om de BGK te begroten op € 5.000,- (in plaats van de gevorderde € 8.000,-) is alleszins redelijk. De zaak is niet complex. Daarnaast is de hoogte van de schade (€ 9.750,-) beperkt en heeft De Goudse alle opgevoerde schadeposten vergoed. Bovendien heeft De Goudse meer vergoed dan volgens de PIV-staffel voor vergoeding in aanmerking zou komen.