Een deelgeschil leent zich er inderdaad voor om aansprakelijkheidsvraag te behandelen maar dan moeten wel eerst de feiten duidelijk zijn.

Rechtbank Limburg 9 januari 2015
Verzoekster legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij tijdens controle van de champignonbedden gebruik heeft gemaakt van een lorry. Tijdens deze controle waren de andere plukkers met pauze. Verzoekster stelt dat de lorry op een hoogte van circa vijf meter tijdens een beweging naar achteren, op de rails bleef steken en daardoor abrupt tot stilstand kwam. Als gevolg hiervan zou verzoekster haar evenwicht hebben verloren waardoor zij tegen het toegangspoortje van de lorry zou zijn gevallen dat vervolgens zou zijn opengesprongen. Verzoekster stelt dat zij van enkele meters hoogte naar beneden is gevallen en met haar hoofd op de grond is beland.
Verzoek Rechtbank
I. een verklaring voor recht dat verzekerde aansprakelijk is voor het aan verzoekster overkomen bedrijfsongeval d.d. 4 oktober 2010, primair krachtens artikel 7:658 BW en subsidiair krachtens artikel 7:611 BW;  4.3. Gelet op het door verzekerde en verzekeraar opgeworpen verweer overweegt de kantonrechter de aansprakelijkheidsvraag in dit geval niet eenvoudig te beantwoorden is. Tegenover de door verzoekster beschreven toedracht van het ongeval hebben verzekerde en verzekeraar immers gemotiveerd verweer gevoerd.

4.4. Uitgaande van de verklaring van bedrijfsleider, de bedrijfsleider van verzekerde, heeft hij verzoekster vlak na het ongeval aangetroffen in cel 7 “direct bij de ingang van de cel voor de stellingen met champignons”. Dit is niet in overeenstemming met de verklaringen van verzoekster. Zij stelt namelijk dat het ongeval in cel 8 heeft plaats-gevonden. Bovendien, zo stellen verzekerde en verzekeraar, had verzoekster indien zij vanaf de zijkant uit de lorry zou zijn gevallen, op de grond naast de lorry terecht moeten gekomen en niet, zoals blijkt uit de verklaringen van bedrijfsleider, direct bij de ingang van de cel voor de stellingen met champignons. Verzekerde en verzekeraar wijzen er verder op dat het gezien de verklaring van verzoekster dat de lorry tijdens een achterwaartse beweging plotseling bleef steken, niet logisch te verklaren is dat zij hierdoor naar de zijkant zou zijn gevallen. Zij zou in die situatie naar de opvatting van verzekerde en verzekeraar naar voren moeten zijn gevallen. Voorts stellen verzekerde en verzekeraar dat er in het bedrijf geen lorry is aangetroffen waarvan de valbeveiliging

4.5. Gelet op bovengenoemde geschilpunten ten aanzien van de toedracht van het ongeval, acht de kantonrechter nader feitenonderzoek op zijn plaats. Het standpunt van verzoekster dat de toedracht van het ongeval niet meer te achterhalen is, deelt de kantonrechter niet. Zo heeft verzoekster schriftelijke getuigenverklaringen overgelegd van getuige 1 (opgesteld op 14 maart 2012) en van getuige 2 (opgesteld op 22 maart 2013). Door het nader horen van deze getuigen zou duidelijkheid verschaft kunnen worden over de toedracht van het ongeval. Aldus kan op voorhand niet worden gezegd dat bewijslevering niet meer mogelijk is. Gelet op de omstandigheid dat deze getuigen inmiddels niet meer werkzaam zijn bij verzekerde en hun verblijfplaats evenmin bekend is, zal het feitenonderzoek waarschijnlijk gepaard gaan met veel tijd en moeite. Naar het oordeel van de kantonrechter weegt dit in het onderhavige geval niet op tegen de bijdrage die deze beslissing kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

II. de hoofdelijke veroordeling van verzekerde en verzekeraar tot betaling van schadevergoeding aan verzoekster in de meest ruime zin van het woord, direct en indirect, materieel en immaterieel, en inclusief de kosten van rechtsbijstand, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van diverse schadeposten tot aan de dag van algehele voldoening;
III. de hoofdelijke veroordeling van verzekerde en verzekeraar, om aan verzoekster een voorschot op de schadevergoeding van E 25.000,00 te betalen, binnen twee weken na het wijzen van de beschikking;

De rechtbank kan pas een uitspraak doen als alle feiten boven water zijn.