Geen vaststaande aansprakelijkheid voor struikelen (?) over reclamebord. Verzoek afgewezen, teveel onderzoek vereist.

rechtbank ‘s-Hertogenbosch 20 december 2011, LJN: BU87661

Afwijzing vordering tot vaststelling aansprakelijkheid in deelgeschil op grond van artikel 1019z Rv. Partijen twisten over een veelheid aan relevante feiten. Voor de vaststelling daarvan is naar verwachting (uitgebreide) bewijslevering noodzakelijk.

Uren worden begroot (zoals het hoort), maar de rechtbank vindt de gevraagde 22 uur teveel en acht 14 uur aanvaardbaar.

Op grond van door beide partijen overlegde stukken en met name de overgelegde schriftelijke getuigenverklaringen, kan de rechtbank op dit moment onvoldoende de feiten, die van belang zijn voor het beantwoorden van de aansprakelijkheidsvraag, vaststellen. Hiervoor zal naar het zich laat aanzien (uitgebreide) bewijsvoering noodzakelijk zijn. Van een snelle beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag zal dan ook geen sprake kunnen zijn. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst niet opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van deze deelgeschilprocedure. Het verzoek van [eiseres] onder 1. zal daarom op grond van het bepaalde bij artikel 1019z Rv worden afgewezen.

3.9. In het verzoekschrift verzoekt [eiseres] onder 2. veroordeling van Aegon c.s. in de kosten van de procedure. Dit zal worden afgewezen omdat in dit deelgeschil niet is vast komen te staan dat Aegon c.s. aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade. Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 1019aa Rv volgt evenwel dat ook als het verzoek op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, de rechtbank de kosten van de procedure dient te begroten en dat dit alleen anders is indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Dat van deze situatie sprake is, is gesteld noch gebleken. Dat het verzoek is afgewezen omdat het zich niet leent voor de behandeling in deelgeschil, betekent niet dat het indienen van het verzoekschrift en het maken van de daarmee gepaard gaande kosten in dit geval onredelijk was. Mede tegen de achtergrond van het nu in deelgeschil gevoerde partijdebat over de voor de aansprakelijkheid van belang zijnde feiten, kan het door [eiseres] ingediende verzoekschrift niet bij voorbaat als volstrekt onnodig of kansloos worden beschouwd.

3.10. Aegon c.s. heeft echter wel gemotiveerd betwist dat aan dit verzoek door de advocaat van [eiseres] de aan de kostenveroordeling ten grondslag gelegde 22 uren zijn besteed. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de complexiteit van de zaak, het gevorderde aantal bestede uren de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaat. De rechtbank acht een besteding van veertien uren aanvaardbaar. Het door de advocaat van [eiseres] gehanteerde uurtarief vermeerderd met kantoorkosten en BTW (EUR 247,40) heeft Aegon c.s. niet betwist en komt de rechtbank ook niet onredelijk voor. De rechtbank begroot de kosten van dit deelgeschil daarom op EUR 3.721,60 (14 uur maal EUR 247,40, vermeerderd met het door [eiseres] betaalde griffierecht van EUR 258,00).