Gemeente en HTM niet aansprakelijk voor aanrijding tussen tram en snorfiets

rechtbank ‘s-Gravenhage 16 augustus 2012, LJN: BY1650
Als snorfietser – met één hand aan het stuur – tegen verkeer inrijdt en waarschuwingslichten alsmede geluidsignaal negeert, wordt zij door tram aangereden. Geen aansprakelijkheid voor HTM en gemeente. 
Verzoek Rechtbank
Ontvankelijkheid Van belang is dat partijen door de verzochte beslissing weer aan de onderhandelingstafel kunnen plaatsnemen. Hoewel de gemeente heeft betoogd dat tussen haar en [verzoekster] nog geen onderhandelingen hebben plaatsgevonden, verwacht de rechtbank dat alle betrokken partijen na een beslissing op het verzoek de buitengerechtelijke onderhandelingen kunnen aanvangen c.q. voortzetten. Nu uit het onderstaande zal blijken dat er geen nadere bewijslevering of deskundigenonderzoek noodzakelijk is om een beslissing op het verzoek te kunnen nemen, is de rechtbank van oordeel dat de verzochte beslissing een voldoende bijdrage levert aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst om op te kunnen wegen tegen de kosten en het tijdsverloop van deze procedure.
 Een verklaring van recht te geven dat de gemeente en HTM hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle geleden en te lijden materiële en immateriële schade van [verzoekster], zonder enige vorm van eigen schuld aan de zijde van [verzoekster]. Aansprakelijkheid tram?

Een snorfiets is een motorrijtuig en een tram is dat niet.

[verzoekster] maakte een reeks fouten en foutjes

  • reed op een fietspad dat was bestemd voor verkeer in de tegengestelde rijrichting.
  • Daarnaast heeft [verzoekster] een verkeersfout gemaakt, doordat zij de trambaan is overgestoken, terwijl de naderende tram voorrang had.
  • de in haar rijrichting oplichtende waarschuwingslichten voor voetgangers knipperden en de tram voor het oprijden van de kruising een “tingel” had afgegeven.
  • Voorts is nog relevant dat [verzoekster] een beker in haar hand had terwijl zij op haar snorfiets reed (r.o. 2.4).
  • [verzoekster] een tas aan haar stuur had hangen, hetgeen eveneens een negatieve invloed heeft gehad op de bestuurbaarheid van haar snorfiets.

Trambestuurder:

  • Mocht doorrijden
  • heeft naar links en rechts gekeken
  • heeft getingeld
  • reed met beschaafde snelheid

Naar het oordeel van de rechtbank is de aanrijding gezien het voorgaande volledig te wijten aan het roekeloze gedrag van [verzoekster]. De trambestuurder heeft daarentegen de zorgvuldigheid in acht genomen die in de gegeven omstandigheden van hem mocht worden verwacht, zodat de trambestuurder niet onrechtmatig jegens [verzoekster] heeft gehandeld.

Aansprakelijkheid gemeente?

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeente als wegbeheerder voldoende veiligheidsmaatregelen genomen bij de inrichting van het onderhavige kruispunt. Vast staat immers dat het onderhavige kruispunt wordt geregeld door verkeers- en waarschuwingslichten. De (snor)fietsers die op het onderhavige kruispunt aan de rechterzijde van de [B-straat] rijden worden door rood licht gewaarschuwd voor een naderende tram. Ten behoeve van de voetgangers zijn de in Nederland alom gebruikelijke knipperende waarschuwingslichten geplaatst.

De gemeente en HTM hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van de kosten van het opstellen van het verzoekschrift van het deelgeschil begroot op een bedrag van € 23.911,42; Ingevolge artikel 1019aa Rv dient de rechtbank de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt te begroten, ook als het verzoek wordt afgewezen. Dit is alleen dan anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Nu de zaak inhoudelijk is behandeld en het verzoek niet is afgewezen op grond van artikel 1019z Rv is van een volstrekt onnodig of onterecht ingestelde procedure geen sprake. De rechtbank zal daarom overgaan tot begroting van de kosten van deze procedure.
Mr. Schoemaker voert aan € 23.911,42 aan kosten te hebben gemaakt. Daarbij is hij uitgegaan van 84,25 uur à € 225,– per uur, 6% aan kantoorkosten en 19% aan BTW. HTM betoogt dat een maximale tijdsbesteding van 10 à 12 uren redelijk is. Volgens de gemeente dient van 15 uur uit te worden gegaan. Ter zitting heeft mr. Schoemaker zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het aantal in rekening gebrachte uren zeer bovenmatig is en zal, in het licht van de aard en de omvang van het deelgeschil de uren matigen tot 15 uur. De kosten zullen worden vermeerderd met het door [verzoekster] betaalde griffierecht van € 267,–, zodat het totaal uitkomt op € 4.524,23 (inclusief BTW).
De gemeente en HTM hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de kosten van de rapportage van ir. Oonk ten bedrage van € 1.400,– Nu [verzoekster] in het ongelijk is gesteld, ziet de rechtbank geen reden om HTM en/of de gemeente te veroordelen in de kosten van het deelgeschil en de rapportage van ir. Oonk.

Iemand die alles fout doet stelt anderen aansprakelijk die het allemaal goed doen. Pech moet weg immers en wie schade lijdt zoekt iemand om dat op af te wentelen.Het verweer daartegen kost natuurlijk ook geld en dat geld blijft gewoon voor rekening van de aangesproken partijen…
Gezien de in deze uitspraak genoemde omstandigheden lag afwijzing van het verzoek zeer voor de hand. Daarom lijkt het logisch te zijn dat de rechtbank het verzoek als volstrekt onterecht ingesteld zou kwalificeren en dus niet tot kostenbegroting zou komen. De rechtbank heeft echter anders geoordeeld. Wel is het een goede zaak dat het aantal uren bij de begroting drastisch is beperkt.