Gemeente niet aansprakelijk voor val uit rolstoel als gevolg van oneffenheid parkeerplaats

Rechtbank Den Haag, 4 maart 2021
Vrouw valt als gevolg van een oneffenheid op een parkeerplaats uit haar rolstoel en stelt de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk.
Verzoek Rechtbank
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank

(1) voor recht verklaart dat de gemeente jegens verzoekster aansprakelijk is voor het haar op 3 april 2018 overkomen ongeval en de gevolgen daarvan;

Verzoekster legt aan het verzoek primair art. 6:174 BW (gebrekkig opstal) en subsidiair art. 6:162 BW (onrechtmatige daad) ten grondslag. De rechtbank oordeelt dat er voor beide grondslagen bij de beoordeling van de aansprakelijkheid aansluiting moet worden gezocht bij de criteria van het Kelderluik-arrest.

De rechtbank acht de oneffenheden niet zodanig gebrekkig of gevaarlijk dat sprake is van een gebrekkige opstal of een onrechtmatige situatie.

  • Er moet van worden uitgegaan dat er een hoogteverschil is van maximaal circa één of twee centimeter. Mede gelet op de CROW-richtlijn is het hoogteverschil acceptabel.
  • Het staat niet vast dat er sprake is geweest van een voegwijdte tussen de tegels van twee centimeter of meer. Datzelfde geldt voor het gestelde losliggen van de tegels.
  • De stoepband die eindigt in een bolletje en de tegel die niet aansluiten moet niet worden aangemerkt als een gebrekkige of gevaarzettende situatie. Hierbij weegt ook mee dat het bolletje zich helemaal aan de zijkant van de opgang bevindt. Overigens gaat de rechtbank er ook niet van uit dat verzoekster is gevallen door het bolletje naast de stoepband.

De weg voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. Dat het ongeval heeft plaatsgevonden op het parkeerterrein van een ziekenhuis en dat de gemeente de stoep later heeft hersteld maakt dit niet anders. Een weggebruiker dient de in zijn algemeenheid te vergen voorzichtigheid in acht te nemen.

(2) de gemeente veroordeelt alle door verzoekster als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade te vergoeden; Het voorgaande leidt ertoe dat de gemeente niet aansprakelijk is voor de door verzoekster geleden schade. Dat betekent dat verzoekster haar schade niet op de gemeente kan verhalen.
(3) de kosten aan de zijde van verzoekster als bedoeld in artikel 1019aa Rv begroot en de gemeente veroordeelt die kosten aan verzoekster te voldoen. Verzoekster heeft de kosten van het deelgeschil begroot op 18 uur á € 200 per uur, te vermeerderen met 6% kantoorkosten en 21% btw. Het door de advocaat van verzoekster gehanteerde uurtarief acht de rechtbank niet onredelijk, met dien verstande dat de begrote kantoorkosten worden geacht in voornoemd uurtarief te zijn verdisconteerd. De rechtbank komt derhalve uit op een bedrag van in totaal € 3.471,- (= 14 uren x € 200,- + 21% btw + € 83,- aan griffierecht).

Kantoorkosten worden steeds vaker niet meer aanvaard….