Geslachtsgemeenschap voor of na hersenbloeding van verzoekster?

Rechtbank Noord-Holland, 18 februari 2021
Op (datum x) hebben (verzoekster) en verweerder geslachtsgemeenschap. Eveneens op (datum x) heeft (verzoekster) een hersenbloeding gehad. (Verzoekster) stelt dat verweerder onrechtmatig heeft gehandeld door het hebben van geslachtsgemeenschap terwijl (verzoekster) onmachtig was en dat zij in hulpeloze toestand werd achtergelaten. De kantonrechter wijst het verzoek af: onvoldoende bewijs.
Verzoek Rechtbank
(Verzoekster) verzoekt dat de rechtbank bij beschikking:
(1) bepaalt dat (verweerder) aansprakelijk is voor het onrechtmatige handelen op (datum x);
Afwijzing verzoek. De kantonrechter is van oordeel dat de stellingen van (verzoekster), met betrekking tot wat zich op 17 januari 2020 in haar woning heeft afgespeeld, in het licht van de gemotiveerde betwisting van (verweerder), nog niet vaststaan. Partijen verschillen wezenlijk over de volgorde van de gebeurtenissen en wie daarbij op welk moment aanwezig was. Onduidelijk is bijvoorbeeld of (verweerder) nog in de woning van (verzoekster) was op het moment dat zij een hersenbloeding kreeg. (Verzoekster) draagt wel enig bewijs aan, maar daaruit volgt (zeker) niet wat zich heeft voortgedaan op (datum x) in de woning van (verzoekster). Daar dient eerst duidelijkheid over te komen; vervolgens zal de rechter toekomen aan de beoordeling van de aansprakelijkheidsvraag.
(2) (verweerder) veroordeelt in de kosten van het verzoek. Afwijzing verzoek. Volstrekt onnodig en onterecht ingediend; procedure is te voorbarig opgestart. (Verzoekster) heeft haar stellingen op geen enkele wijze met objectief bewijs onderbouwd. Een voorlopig getuigenverhoor lag meer voor de hand, nu nadere bewijslevering nodig is. Ten slotte was er ook geen begin met de onderhandelingen gemaakt.

Hele vreemde en nare zaak, waarbij (verzoekster) – althans, daar lijkt het toch echt op – met een bewijsprobleem te maken heeft.