Gezamenlijk expertiserapport: causaal verband tussen letsel en ongeval staat vast. Verlies van arbeidsvermogen staat niet vast.

rechtbank Rotterdam (sector kanton [?]), 11 januari 2012, LJN: BV0631
Verzoeker is als autobestuurder van achteren aangereden. Aansprakelijkheid erkend door verweerster Allianz. Op gezamenlijk verzoek is expertise verricht door neurochirurg. Die komt tot causaal verband tussen nekhernia en ongeval.
Het verzoek behelst dat voor recht wordt verklaard dat dit causaal verband bestaat en dat verzoeker als gevolg van het ongeval schade lijdt en zal lijden in de vorm van verlies van arbeidsvermogen, met begroting van de kosten.
Omdat het deskundigenrapport op gezamenlijk verzoek is uitgebracht, zijn partijen daar volgens de rechter in beginsel aan gebonden. De rechter ziet in het rapport geen aanleiding om de bevindingen van de neurochirurg niet bindend te achten en wijst dit deel van het verzoek toe. Omdat op grond van de beschikbare gegevens niet valt te zeggen of het door de deskundige geconstateerde letsel heeft geleid en zal leiden tot verlies aan verdienvermogen, wordt dit deel van het verzoek afgewezen. Bij het begroten van de kosten wordt het uurtarief gematigd.

Wie meewerkt aan een deskundigenonderzoek moet met goede argumenten komen om de uitkomst van dat onderzoek met succes te kunnen aanvechten. Allianz had die argumenten niet. De rechter heeft goed gezien dat causaal verband tussen het onderhavige letsel en het ongeval niet per definitie resulteert in verlies aan verdienvermogen.

 4.  De beoordeling

4.1  [verzoeker] heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 1019w Rv. In genoemd artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure in letsel- en overlijdensschadezaken opgenomen.

4.2  In de eerste plaats dient te worden beoordeeld of het verzoek zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Volgens Allianz is dat niet het geval.

4.3  De rechtbank overweegt dat het doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in te schakelen, waardoor partijen een extra instrument in handen krijgen ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen. In de deelgeschilprocedure kunnen geschillen aan de orde komen omtrent of in verband met een deel van hetgeen terzake van de schade door dood of letsel tussen partijen rechtens geldt. De beslissing daarover dient ingevolge artikel 1019z Rv bij te kunnen dragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering zoals die zou luiden indien de zaak ten principale aanhangig zou zijn gemaakt. Met andere woorden: de rechterlijke uitspraak moet partijen in staat stellen om de buitengerechtelijke onderhandelingen weer op te pakken en mogelijk definitief af te ronden.

4.4
4.4.1 Een verzoek als het onderhavige, dat er in essentie toe strekt dat wordt vastgesteld dat uitgegaan kan worden van een beschikbaar deskundigenrapport en daarmee dat sprake is van medisch causaal verband tussen ongeval en letsel en van verlies van arbeidsvermogen, leent zich naar het oordeel van de rechtbank bij uitstek voor behandeling in het kader van een deelgeschilprocedure. Juist met het oog op dit type deelgeschillen is de regeling in het leven geroepen. Dat er tussen partijen mogelijk nog andere geschilpunten zijn en dat de beslechting van dit deelgeschil niet meebrengt dat direct een vaststellingsovereenkomst kan worden gesloten, is niet relevant. Aannemelijk is immers dat de beslechting van dit deelgeschil over de vraag of de in februari 2010 geopereerde nekhernia ongevalsgevolg is en over de vraag of in dat verband sprake is van verlies van arbeidsvermogen, de weg kan openen voor verdere onderhandelingen die uiteindelijk tot een vaststellingsovereenkomst kunnen leiden.

4.4.2 Voor zover Allianz heeft aangevoerd dat nu reeds duidelijk is dat, zelfs als de nekhernia ongevalsgevolg is, Allianz [verzoeker] inmiddels volledig schadeloos heeft gesteld door de door haar verrichte betalingen en dat om die reden geen sprake is van een deelgeschil in de zin van artikel 1019z Rv, passeert de rechtbank die stelling. Voor dat geval is vooralsnog onvoldoende duidelijk wat de omvang van de door [verzoeker] geleden schade is. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen of alle door [verzoeker] – al dan niet – geleden schade reeds is vergoed. Daartoe wordt mede verwezen naar 4.6 van dit vonnis.
De rechtbank zal het verzoek dan ook inhoudelijk behandelen.

4.5  Beoordeeld dient thans te worden of partijen dienen uit te gaan van het rapport van [persoon 2].
4.5.1 Niet in geschil is op zichzelf dat bij [verzoeker] in december 2009 een nekhernia is geconstateerd, zodat dit in rechte vast staat. [verzoeker] concludeert op basis van dat feit en het rapport van [persoon 2] dat de hernia ongevalsgevolg is. Allianz heeft evenwel aangevoerd dat [persoon 2] op onjuiste gronden, want uitsluitend op grond van door [verzoeker] verstrekte informatie, tot de conclusie is gekomen dat de nekhernia is veroorzaakt door het ongeval.
4.5.2 De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Vast staat dat partijen in gezamenlijk overleg hebben besloten tot inschakeling van [persoon 2], teneinde [persoon 2] te laten rapporteren over de uit het ongeval voortvloeiende medische gevolgen. Over de vraagstelling waren (en zijn) partijen het eens; ook de deskundigheid van [persoon 2] staat niet ter discussie. Relevant daarbij is nog dat Allianz uit eigen beweging heeft ingestemd met de inschakeling van [persoon 2] en dat het haar, eventueel na onderzoek naar de gebruikelijke wijze van rapporteren door [persoon 2], vrijstond een andere medisch deskundige voor te stellen.

4.5.3 Indien partijen in het kader van onderzoek naar de schadeafwikkeling in verband met de aansprakelijkheid van één van hen, overeenkomen om gezamenlijk een medisch deskundige aan te zoeken die gezamenlijk geformuleerde vragen dient te beantwoorden, verbinden zij zich daarmee om de rapportage van de ingeschakelde deskundige in beginsel als uitgangspunt voor hun verdere behandeling van de zaak te nemen.
Dit zou anders kunnen zijn indien de rapportage ontoereikend is voor de schadeafwikkeling en/of inhoudelijk of voor wat betreft de wijze van totstandkoming niet voldoet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs gesteld mogen worden.

4.5.4 Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan hier geen sprake. Allianz heeft uitsluitend aangevoerd dat [persoon 2] zich bij zijn conclusie teveel heeft laten leiden door de mededelingen van [verzoeker]. De enkele omstandigheid dat – volgens Allianz -[persoon 2] teveel naar [verzoeker] heeft geluisterd is onvoldoende om het rapport op bovengenoemde gronden terzijde te stellen. Juist is dat [persoon 2] in zijn rapport een uitgebreide anamnese (zie 2.7) heeft opgenomen, doch daarnaast heeft [persoon 2] ook gerapporteerd over door hem zelf verricht onderzoek en de conclusies besproken van medische onderzoeken die [verzoeker] heeft ondergaan. Uit het rapport volgt dat [persoon 2] zelf de foto’s c.q. scans die door de diverse medische specialisten van de nek/rug van [verzoeker] zijn gemaakt heeft bestudeerd. Niet gezegd kan dan ook worden dat [persoon 2] zijn conclusie uitsluitend op de door [verzoeker] verstrekte informatie heeft gebaseerd. Daarbij komt dat [persoon 2] de IWMD-vraagstelling helder, gemotiveerd en uitgebreid heeft beantwoord, zodat voor partijen voldoende inzichtelijk is hoe [persoon 2] tot zijn conclusie is gekomen. Voor zover [persoon 2] voor wat betreft het moment van het ontstaan van de nekklachten bij [verzoeker] waarde heeft toegekend aan hetgeen [verzoeker] daarover heeft meegedeeld, is dat tegen deze achtergrond niet zodanig bezwaarlijk dat dat het terzijde stellen van het rapport rechtvaardigt. In dat verband acht de rechtbank van belang dat [persoon 2] onder 1f van het rapport heeft opgemerkt dat het hier “duidelijk een traumatische discussekwestratie” betreft en onder 2a dat de wervels er goed uitzagen, terwijl aanwijzingen dat [verzoeker] een ander trauma heeft meegemaakt geheel ontbreken. Tegen deze achtergrond ziet de rechtbank onvoldoende grond om de bevindingen van de neurochirurg in dit geval niet bindend te achten voor partijen.

4.5.5 Dat betekent dat tussen partijen op grond van het rapport van [persoon 2], vast staat dat de bij [verzoeker] opgetreden nekhernia in medisch causaal verband staat tot het ongeval op 29 juni 2009. De verzochte verklaring voor recht dat tussen het [verzoeker] op 29 juni 2009 overkomen ongeval en de nekhernia een medisch causaal verband bestaat zal dan ook worden gegeven.

4.6  Dat geldt niet voor de verklaring voor recht dat [verzoeker] als het gevolg van het omgeval schade lijdt en zal lijden in de vorm van verlies van arbeidsvermogen. Hoewel er vanuit gegaan wordt dat sprake is van medische causaliteit tussen het ongeval en de nekhernia en op zich aannemelijk is dat [verzoeker] als gevolg van die hernia in elk geval enige tijd niet (volledig) heeft kunnen werken, valt op grond van de thans beschikbare gegevens niet te zeggen of dat letsel ook heeft geleid – en zal leiden – tot schade wegens verlies aan verdienvermogen. Weliswaar geeft [persoon 2] in zijn rapport aan dat sprake is van een blijvend invaliditeitspercentage van 14% voor de gehele persoon van [verzoeker], doch daar staat tegenover dat [persoon 2] concludeert dat [verzoeker] heel goed is hersteld van de operatie aan de nekhernia, in het algemeen nauwelijks beperkingen heeft en in ieder geval geen beperkingen heeft voor huishoudelijke werkzaamheden en het uitvoeren van zijn hobby “klussen”. Voorts heeft [persoon 2] gerapporteerd dat [verzoeker] zelf het gebruik van de nek niet als beperkt heeft aangegeven. Uit het rapport lijkt dan ook te volgen dat [verzoeker] ten tijde van het onderzoek niet of nauwelijks beperkingen ondervond van het ongeval. Hierbij moet in zoverre een kanttekening worden geplaatst dat [persoon 2] neurochirurg is en het in beginsel niet tot zijn expertise behoort om verlies aan arbeidsvermogen vast te stellen, terwijl [persoon 2] geen verzekeringarts of arbeidsdeskundige heeft ingeschakeld bij zijn onderzoek; niet uit te sluiten valt dat nadere rapportage aan het licht zal brengen dat (toch/wel) beperkingen bestaan, maar de huidige gegevens bieden daarvoor niet genoeg houvast. Op grond van de door [verzoeker] ter zitting overgelegde brief (van 23 november 2011) van neuroloog [persoon 8] van Medisch Centrum Haaglanden kan die conclusie in ieder geval niet getrokken worden. Nog daargelaten dat het hier geen informatie van een gezamenlijk aangezochte deskundige betreft, [persoon 8] doet in deze brief geen uitspraken over mogelijke beperkingen van [verzoeker]. [persoon 8] heeft in deze brief, kennelijk ten behoeve van de huisarts van [verzoeker], aantekening gemaakt van de door [verzoeker] geuite klachten en het medisch beleid dat in dat verband zal worden gevolgd. Voorts heeft [persoon 8] aangegeven na aanvullend onderzoek te hebben geconstateerd dat er geen sprake is van een recidief nekhernia. Over beperkingen en verlies van arbeidsvermogen wordt, zoals gezegd, niet gerept.
Bij gebreke van nadere informatie over mogelijke, resterende beperkingen en de invloed daarvan op het verdienvermogen, is het dus thans niet mogelijk om vast te stellen of [verzoeker] als gevolg van het ongeval verlies nog aan arbeidsvermogen lijdt of zal lijden, temeer daar partijen op dat punt lijnrecht tegenover elkaar staan.
Daarbij komt nog, dat de verzochte verklaring voor recht niet alleen ziet op het verlies aan arbeidsvermogen, maar ook op de daaruit voortvloeiende schade. Daarover bestaat onvoldoende duidelijkheid.
Zelfs voor het verleden, vóór de operatie, een periode waarvan, zoals uit het voorgaande is op te maken, op zich aannemelijk is dat er verlies van verdienvermogen is geweest, is dat het geval. [verzoeker] is in elk geval enige tijd na het ongeval blijven doorwerken. Op 24 september 2009 is zijn dienstverband beëindigd; over de situatie daarna (tot aan het onderzoek door [persoon 2]) zijn niet voldoende gegevens bekend c.q. verschillen partijen van mening.

4.7  Al het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek van [verzoeker] tot verklaring voor recht dat [verzoeker] als gevolg van het ongeval schade lijdt in de vorm van verlies aan arbeidsvermogen niet toewijsbaar is.

4.8  Nu Allianz ter zitting het vooraf aangekondigde (voorwaardelijke) tegenverzoek heeft ingetrokken, is dat tegenverzoek hier niet langer aan de orde. Desalniettemin raadt de rechtbank partijen aan om in overleg over te gaan tot gezamenlijke inschakeling van een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, teneinde inzicht te verkrijgen in bestaan en omvang

van eventuele beperkingen bij [verzoeker] en de mogelijkheden voor [verzoeker] om loonvormende arbeid te verrichten.

Voor de verdere afwikkeling van het geschil tussen partijen is het voorts van belang dat meer duidelijkheid omtrent de vroegere inkomsten van [verzoeker] wordt verkregen. In het bijzonder ligt in de rede dat [verzoeker] zijn stelling dat hij een netto-maandinkomen had gehad van € 2.500,- indien het ongeval hem niet was overkomen en dat hij in de periode voorafgaand aan het dienstverband met [bedrijf 1] ook steeds een dergelijk maandinkomen had, anders dan in deze procedure is gedaan, zoveel mogelijk met concrete, van derden (bijvoorbeeld de belastingdienst) afkomstige stukken staaft.

4.9  [verzoeker] heeft verzocht zijn kosten te begroten in de zin van artikel 1019aa lid 1 Rv. De rechtbank dient daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen. Of sprake is van redelijke kosten hangt af van de vraag of het redelijk is dat die kosten zijn gemaakt én of de hoogte van deze kosten redelijk is.
[verzoeker] heeft verzocht de bedoelde kosten te begroten op € 4.935,58, gebaseerd op 12,5 uren van de advocaat à € 290,- exclusief 6% kantoorkosten en BTW. Allianz heeft aangevoerd dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat geen sprake is van een deelgeschil. Dat verweer wordt onder verwijzing naar hetgeen is overwogen onder 4.4 (erop neerkomend dat wel sprake is van een deelgeschil) verworpen. De rechtbank is van oordeel dat het maken van kosten zonder meer redelijk is in verband met de vaststelling in rechte van de waarde van het rapport van [persoon 2]. De rechtbank is wèl met Allianz van oordeel dat het uurtarief van € 290,- exclusief kantoorkosten en BTW gelet op het financiële belang en de complexiteit van de zaak en de ervaring en het specialisme van de advocaat in het kader van dit deelgeschil niet redelijk is. De rechtbank zal een uurtarief van € 240,- in aanmerking nemen. De rechtbank begroot de kosten mitsdien op € 3.784,20 (12,5 uur maal € 240,- vermeerderd met 6% kantoorkosten en vermeerderd met 19% BTW), te vermeerderen met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 263,-, in totaal dus € 4.047,20. Voor het in aanmerking nemen van de in het verzoekschrift genoemde reiskosten ad € 100,- is in dit kader geen plaats.

5.  De beslissing

De rechtbank,

verklaart voor recht dat tussen het [verzoeker] op 29 juni 2009 overkomen ongeval en de in december 2009 bij [verzoeker] geconstateerde nekhernia een medisch causaal verband bestaat;

begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv op € 4.047,20;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2012.?
1861/106