Het staat niet vast dat het slachtoffer – vóór haar overlijden – aan de aansprakelijke partij medegedeeld dat zij ook smartengeld wenste te ontvangen.

Rechtbank Midden-Nederland, 16 oktober 2019
Verzoeker – executeur testamentair in de nalatenschap van (X) – verzoekt de rechtbank te bepalen dat (verweerder sub 1) zowel de immateriële als materiële schade van (X) moet vergoeden. Afwijzing verzoek m.b.t. immateriële schade, toewijzing verzoek m.b.t. redelijke, bewezen materiële schade.
Verzoek Rechtbank
(Verzoeker) verzoekt, na wijziging van het verzoek, het volgende:

(1) verklaring voor recht dat (verweerder sub 1) de immateriële schade moet vergoeden;

Het gaat hier om de vraag of – voorafgaande aan haar overlijden – (X) aan (verweerder sub 1), de aansprakelijke partij, heeft medegedeeld dat zij ook vergoeding wil van de immateriële schade.

De rechtbank komt tot het oordeel dat niet is voldaan aan deze voorwaarde:

  • In geen enkele e-mail is een aanwijzing te vinden over de omvang en/of aard van de schade waarvoor (X) (verweerder sub 1) aansprakelijk stelt;
  • Er zijn ook geen aanvullende feiten en/of omstandigheden op grond waarvan (verweerder sub 1), ook zonder de e-mails, had kunnen en moeten weten dat (X) immateriële schadevergoeding wenste:
  • Het gaat bijvoorbeeld te ver om van (verweerder sub 1) te verwachten dat zij o.b.v. het SAF (waarop aangegeven staat ‘gewonden’), afkomstig van (verweerder sub 2), zou hebben afgeleid dat (A) de bedoeling had om immateriële schade te vorderen.
(2) verklaring voor recht dat de materiële schade waarvan vergoeding wordt gevraagd het gevolg is van het ongeval en; De rechtbank is van oordeel dat (verzoeker) het causaal verband tussen het ongeval en het zelfgekozen levenseinde van (X) voldoende heeft onderbouwd.

Te ruime formulering van ‘materiele schade’. De rechtbank neemt een aantal posten over en komt tot het volgende:

(a) Kosten hospice + ontruimingskosten: akkoord, niet in geschil

(b) Mantelzorg: aannemelijke post, maar onduidelijk is op welke werkzaamheden de kosten betrekking hebben. Schadepost wordt niet vastgesteld

(c) BGK: tijdsbesteding van 22,54 uur is niet redelijk; de rechtbank acht 8 uur redelijk.

(3) begroting van de kosten, plus (verweerder sub 1) te veroordelen de kosten te vergoeden. (Verzoeker) begroot de kosten op € 3.938,55 + griffierecht t.w.v. € 914,–.

De rechtbank gaat (opnieuw) over tot matiging van het aantal uren. Immers, geen discussie over toedracht, gevolgen van het ongeval; aansprakelijkheid is erkend en de schadeposten zijn beperkt en overzichtelijk. Rechtbank begroot de kosten op € 2.541,– inclusief BTW.

Ook is het niet redelijk om het ‘verhoogde griffierecht’ voor rekening van (verweerder sub 1) te brengen. Het was (verzoeker) die aanvankelijk het hele geschil in deelgeschil had voorgelegd. Matiging van griffierecht, tot een bedrag van € 297,–.

Trieste zaak, waarbij (noodzakelijkerwijs) gekeken wordt naar de gedragingen van (X), in de periode voor haar overlijden. Bovenstaande uitspraak maakt duidelijk dat in het e-mailverkeer met de aansprakelijke partij – bijv. in de aansprakelijkstelling – de aard van de schade duidelijk benoemd (en omschreven) dient te worden.

Verder is het opvallend dat de rechtbank tot 3 maal toe ‘kort’ op de kosten c.q. tijdsbesteding: op de BGK, voor wat betreft de kosten van het deelgeschil én ook voor wat betreft het griffierecht.