Impulsieve duik in ondiep water leidt tot 20% eigen schuld

Rechtbank Noord-Holland, 7 juli 2022
Verzoeker is vanaf een kade in ondiep water gedoken. Hierbij heeft verzoeker een hoge dwarslaesie opgelopen en van schouders af naar beneden verlamd. Verzoeker meent hierbij dat verweerders 100% van zijn schade dienen te vergoeden. Hij voert hiervoor aan dat verweerders onvoldoende voorzorgsmaatregelen hebben getroffen om het ongeval te voorkomen. Dit wordt door verweerder erkend, maar zij past een eigenschuld toe van 50%. De rechtbank stelt de aansprakelijkheid voor de beheerder, na toepassing van de billijkheidscorrectie, vast op 80%.
Verzoek

Verzoeker verzoekt de rechtbank om:

Rechtbank
Voor recht te verklaren dat RAUM (Achmea Avéro) en de provincie (Centraal Beheer) hoofdelijk en volledig aansprakelijk zijn voor de schade als gevolg van het hem overkomen ongeval op 25 juli 2019; De rechtbank wijst de aansprakelijkheid van de provincie af. Zij gaat hierbij in op het onderscheid tussen de aansprakelijk gestelde partijen, waarbij de zorgplicht van de toezichthouder (de provincie) niet gelijk kan worden gesteld als de zorgplicht van de beheerder (RAUM). Verweerder heeft geen onderbouwing gegeven van de stelling dat de zorgplicht als toezichthouder is geschonden. De stelling dat de provincie ook verantwoordelijk is voor het watergebied levert geen aansprakelijkheid op.

De rechtbank  benadrukt de rechtbank dat de aansprakelijkheid al door RAUM is erkend.

 

Voor recht te verklaren dat verweersters hoofdelijk gehouden zijn tot volledige vergoeding van zijn schade; De vraag die centraal staat in het geschil ziet op de vraag in hoeverre de billijkheidscorrectie tot bijstelling van de causale verdeling kan leiden. De rechtbank geeft aan dat de correctie niet eist dat de vergoedingsplicht van RAUM op 100% moet worden vastgesteld. Zij stelt dat de duik in het ondiepe water ernstig valt toe te rekenen aan verzoeker. Het is een feit van algemene bekendheid dat het duiken in ondiep water zeer ernstig letsel tot gevolg kan hebben. Verzoeker was niet bekend met de diepte van het troebele water en dook van een kade die slechts enkele tientallen centimeters boven het wateroppervlak was. Dit impliceert eerder dat het om ondiep water gaat, dan een diepte waarbij het veilig is om te duiken. Het feit dat er bootjes in het water lagen is geen indicatie dat het diep genoeg was om te duiken, omdat deze bootjes een lage diepgang kunnen hebben. Ook het argument dat er geen waarschuwingsborden stonden en dat op de website van RAUM niet wordt aangegeven hoe diep het water is, legt de rechtbank naast haar neer. Verzoeker is impulsief in het water gedoken en heet niet gekeken naar borden of een website.

Gelet op de ernst van het letsel, de wederzijds gemaakte fouten en de jonge leeftijd van verzoeker, past de rechtbank de billijkheidscorrectie toe en stelt de vergoedingsplicht van RAUM vast op 80%.

De kosten van dit deelgeschil te begroten op een bedrag van € 14.175,15 inclusief btw en verweersters hoofdelijk te veroordelen in de kosten. Verweerders hebben bezwaar gemaakt tegen het uurtarief van € 330, -. De rechtbank is het eens met deze stelling en stelt het uurtarief vast op € 280, -. De rechtbank stelt verder vast dat de opgevoerde tijdsbesteding van de advocaat van verzoeker, niet in lijn ligt met het vraagstuk dat ter discussie staat in het deelgeschil. Zij stelt de tijdsbesteding vast op 20 uur. Dit brengt de kostenbegroting op een totaalbedrag van € 7.090,-.

De rechtbank voert het percentage eigen schuld van 20% door in de veroordeling van de kosten. RAUM (Achmea Avéro) wordt veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 5.672,-.

Aansprakelijkheid was al erkend en buiten rechte zelfs al 80% aangeboden. Uitkomst is dan niet verwonderlijk.