Letsel bij ambtenaar. Verzoek is mede gebaseerd op artikel 7:658 BW. Is de civiele rechter ontvankelijk? Partijen moeten zich daarover uitlaten.

 

Rechtbank Den Haag 13 april 2016

Deelgeschil. Verzoeker in dienst bij gemeente, valt in ‘oliehok’. Aansprakelijkstelling gemeente o.a. op grond van artikel 7:658 BW. Ambtshalve vraag opgeworpen of civiele rechter ontvankelijk is. Partijen moeten zich daarover uitlaten.

Verzoek Rechtbank

[verzoeker] verzoekt bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w-1019cc Rv dat de rechtbank:
zal beslissen dat de gemeente aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] heeft geleden ten gevolge van de val op 10 november 2009 te Moerdijk;

 [verzoeker] is ambtenaar geweest. Het verzoek van [verzoeker] is mede gebaseerd op artikel 7:658 BW. De Gemeente heeft opgemerkt dat die bepaling in dezen niet van toepassing is omdat artikel 7:615 BW de toepasselijkheid uitsluit voor personen die in dienst zijn van – onder andere – een gemeente. Beide partijen lijken er echter van uit te gaan dat de gewone burgerlijke rechter (in dit geval: de deelgeschillenrechter) het verzoek van [verzoeker] , ook voor zover gebaseerd op (analoge) toepassing van artikel 7:658 BW kan beoordelen. De rechtbank heeft redenen om de ontvankelijkheid, mede in het licht van deze grondslag van het verzoek van [verzoeker] , voor zover nodig ambtshalve aan de orde te stellen.

De rechtbank stelt voorop dat indien er voor een ambtenaar een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat c.q. heeft opengestaan, hij in een civiele procedure niet ontvankelijk moet worden verklaard (Hoge Raad 28 februari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0527, NJ 1992, 687).

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 30 oktober 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BJ6020, NJ 2010, 52) geoordeeld (in 5.3) dat de – in die zaak betrokken – benadeelde het recht heeft zijn vordering tegen de gemeente wegens onrechtmatig handelen van haar ondergeschikte aan de burgerlijke rechter voor te leggen, nadat de gemeente hem te kennen heeft gegeven geen aansprakelijkheid te erkennen. Hieraan staat volgens de Hoge Raad niet in de weg dat die benadeelde als ambtenaar van de gemeente ook de bestuursrechtelijke weg had kunnen (ver)volgen, nu de bestuursrechter (nog) geen oordeel over de gevorderde schadevergoeding had gegeven.

Dit oordeel van de Hoge Raad betreft niet de vraag of de weg naar de burgerlijke rechter voor de ambtenaar ook openstaat in die gevallen dat hij schadevergoeding claimt uit hoofde van zijn rechtspositie, doch daaraan niet een (eerder door de rechter vernietigd) besluit ten grondslag legt. Advocaat-Generaal Spier wijst er in zijn conclusie (in 4.36) voorafgaand aan laatstgenoemd arrest van de Hoge Raad op dat materiële vragen nopens de aansprakelijkheid voor overheidshandelen niet (zonder meer) tevens kunnen worden voorgelegd aan de civiele rechter indien de bestuursrechter bevoegd is. Daarbij doelt hij op aansprakelijkheid op publiekrechtelijke grondslag (daaronder in voorkomende gevallen begrepen analoge toepassing van bepalingen van burgerlijk recht).

Gelet op het vorenstaande en onder verwijzing naar de arresten van het gerechtshof Leeuwarden van 14 december 2010 en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 maart 2015 (ECLI:NL:GHLEE:2010:5904 respectievelijk ECLI:NL:GHARL:2015:2261) is de rechtbank voorshands van oordeel dat artikel 7:658 BW geen civielrechtelijke grondslag kan opleveren op grond waarvan de burgerlijke rechter de aansprakelijkheid van de Gemeente als werkgever tegenover [verzoeker] als ambtenaar kan baseren. In artikel 7:615 BW is wettelijk geregeld dat dit artikel niet geldt voor personen in overheidsdienst. Dat de Centrale Raad van Beroep dit artikel analoog toepast wanneer een overheidsdienst als werkgever aansprakelijk wordt gesteld, maakt niet dat de burgerlijke rechter artikel 7:615 BW kan negeren. [verzoeker] heeft voorts zijn verzoek mede gestoeld op het algemene onrechtmatige daadsartikel 6:162 BW, maar – met het gerechtshof Leeuwarden – is de rechtbank van oordeel dat artikel 7:658 BW hierin niet kan worden ingelezen.

Alvorens verder te beslissen, verzoekt de rechtbank partijen dan ook om zich uit te laten ontvankelijkheid van [verzoeker] voor zover zijn verzoek gebaseerd is op (de analoge toepassing van) artikel 7:658 BW.