Medisch causaal verband tussen handelen kinderarts en meningitis (bij minderjarige). Geen aansprakelijkheid a.d.z.v. ziekenhuis

Rechtbank Den Haag, 24 januari 2020
(Deskundige) oordeelt dat er geen (medisch) causaal verband is tussen het handelen van (A) – kinderarts, werkzaam in (ziekenhuis) – en de meningitis van (minderjarige), dochter van (verzoekster). De rechtbank oordeelt dat er geen reden is om het deskundigenrapport in zijn geheel niet tot uitgangspunt te nemen: geen medisch causaal verband, geen aansprakelijkheid.
Verzoek Rechtbank
(Verzoekster) verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat:

(1) dat er een medisch causaal verband is tussen het handelen van (A) en de meningitis van (minderjarige), waarvoor (ziekenhuis) aansprakelijk is.

(Verzoekster) wil niet gebonden zijn aan het rapport van (deskundige), in die zin dat er volgens de deskundige een medisch causaal verband ontbreekt.

Voor de rechtbank is er geen grond om aan de conclusies over het causaal verband voorbij te gaan. Uitgangspunt: partijen gebonden aan de inhoud van het rapport, tenzij er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren zijn in te brengen (

Het verzoek wordt afgewezen.

(2) (ziekenhuis) gehouden is ook de redelijke kosten van rechtsbijstand te betalen. (Verzoekster) heeft de BGK begroot op € 28.745,78.

Art. 6:96 BW geeft geen zelfstandige grondslag voor de vergoeding van de BGK. Het is een schadepost van (verzoekster). Daarnaast dient er een wettelijke verplichting tot schadevergoeding te bestaan (en deze ontbreekt nu juist). Verzoek wordt afgewezen.

(3) de kosten van deze procedure te begroten en (ziekenhuis) te veroordelen in deze kosten. (Verzoekster) heeft tot aan het uitbrengen van het verzoekschrift 29 uur aan de zaak besteed.

De rechtbank zal het aantal uren matigen. Het verzoekschrift bevat o.a. veel citaten uit eerdere correspondentie en de reactie op het rapport van de deskundige.

Een tijdsbesteding van 20 uur is – mede ook gezien de aard, de complexiteit, de specialistische ervaring van (advocaat verzoekster) van dit medische geschil, LSA-lidmaatschap, enz. – redelijk. De rechtbank begroot de kosten op € 6.413,– (20 uur x € 250,– x kantoorkosten x BTW). Geen sprake van kostenveroordeling.

Dat (verzoekster) het niet eens is met (deskundige), betekent niet automatisch dat diens conclusies niet deugen. De inhoudelijke bezwaren van (verzoekster) zijn niet voorzien van een (medische) onderbouwing. Daarnaast, een waarschuwing van het CTG aan het adres van (A), betekent ook niet automatisch aansprakelijkheid aan de zijde van (ziekenhuis). Was dit verloop -zeker in deelgeschil- niet erg voorspelbaar?