Na sluiten van regeling met uitlener stelt (verzoeker) inlener aansprakelijk. Verzoek niet geschikt voor deelgeschilprocedure.

Rechtbank Amsterdam, 3 december 2018
Bij de uitvoering van zijn werkzaamheden is (verzoeker) op het terrein van (verweerder) een ongeval overkomen. Ten tijde van het voorval was (verzoeker) in loondienst bij bedrijf A, die (verzoeker) heeft uitgeleend aan (verweerder).

(Verzoeker) stelt zowel (verweerder) als bedrijf A aansprakelijk voor zijn schade. De aansprakelijkheidsverzekeraar van bedrijf A treedt op als regelend verzekeraar. (Verzoeker) sluit uiteindelijk een vaststellingsovereenkomst met deze aansprakelijkheidsverzekeraar, die vervolgens voor 50% regres heeft genomen op (verweerder).

9 jaar later – na reeds eerder de verjaring te hebben gestuit – start (verzoeker) een deelgeschilprocedure jegens (verweerder). De stelling van (verzoeker) is dat de gesloten vaststellingsovereenkomst – incl. de finale kwijting – geen werking heeft jegens (verweerder).

De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzoek zich niet leent voor een behandeling in een deelgeschilprocedure. Het verzoek wordt afgewezen. Wel worden de kosten van de procedure begroot.

Verzoek Rechtbank
(Verzoeker) verzoekt om voor recht te verklaren dat

(1) de vaststellingsovereenkomst geen werking heeft jegens (verweerder) en dat de finale kwijting niet ziet op de vordering tot schadevergoeding die (verzoeker) heeft op (verweerder).

Voorts vordert (verzoeker) dat wordt verklaard dat (verweerder) aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval;

Allereerst moet worden beoordeeld of het verzoek van (verzoeker) zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. In beginsel kan een aansprakelijkheidsvraag als de onderhavige zich lenen voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Indien echter de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 1019z Rv dient deze te worden afgewezen.

Geconcludeerd moet worden dat een beslissing op hetgeen door (verzoeker) is verzocht in deze procedure onvoldoende kan bijdragen aan een regeling in der minne. Gebleken is immers dat er nog geen begin is van onderhandelingen tussen partijen, terwijl partijen verdeeld zijn over alles behalve het gegeven dat (verzoeker) een ernstig ongeval heeft gehad. Het beantwoorden van de door (verzoeker) voorgelegde vragen zal naar verwachting kostbaar zijn en veel tijd in beslag nemen.

Aangezien partijen over vrijwel geen enkel punt overeenstemming hebben bereikt is de verwachting dat zelfs in geval onderhavige geschilpunten worden beantwoord dit niet (voldoende) bijdraagt aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek wordt afgewezen.

(2) met veroordeling van (verweerder) in de kosten van de procedure ad € 6.431,50. Hoewel het geschil zich niet leent voor het deelgeschil, wordt geoordeeld dat geen sprake is van de bedoelde situatie dat het deelgeschil volstrekt ten onrechte of onnodig aanhangig is gemaakt. Immers is het niet ongebruikelijk om een aansprakelijkheidsvraagstuk in deelgeschil voor te leggen, al dan niet tezamen met een andere vraag.

Nu (verweerder) geen specifiek verweer heeft gevoerd tegen de begroting van de kosten tot aan heden, zullen deze worden begroot op het bedrag zoals door (verzoeker) is becijferd, zijnde € 6.431,50.

Dit bedrag is thans echter (nog) niet verschuldigd, aangezien daarvoor eerst vast moet staan dat (verweerder) aansprakelijk is én dat de (in de vaststellingsovereenkomst opgenomen) finale kwijting geen werking heeft in de relatie tussen (verzoeker) en (verweerder).

(Verzoeker) vordert aldus bij een tweetal partijen zijn (volledige) schade. Een bijzondere zaak, waarbij (verzoeker) blijkbaar alsnog ontevreden is over de regeling die destijds getroffen is met de regelend verzekeraar.

Opvallend is dat de rechtbank de kosten van de procedure wel heeft begroot en aldus heeft geoordeeld dat de procedure niet volstrekt onnodig of onterecht is ingediend. Immers, gebleken is dat de onderhandelingen nog helemaal niet zijn opgestart. De partijen zijn het over alles oneens, behalve het gegeven dat er een voorval heeft plaatsgevonden. Gesteld kan worden dat het vooraf duidelijk was dat – bijvoorbeeld – een deskundige bepaalde vragen moest beantwoorden.