Pakketbezorger komt ten val (winterse omstandigheden), werkgever aansprakelijk op grond van artikel 7:658 BW.

Rechtbank Midden-Nederland 13 april 2016

Deelgeschil. Arbeidsongeval. Pakketbezorgster glijdt uit tijdens het bezorgen van een pakket. Vanwege aard van de werkzaamheden bestaat een risico op uitglijden en/of vallen, wat een bedrijfsrisico vormt waarvoor een veiligheidsverplichting geldt voor de werkgever. Op grond van artikel 7:658 BW is werkgever dus verplicht maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om dergelijke ongevallen te voorkomen. In dit geval mag van werkgever worden verlangd dat zij preventieve maatregelen treft, waarbij gedacht kan worden aan het verstrekken van schoeisel dat bescherming biedt tegen uitglijden. In casu geen preventieve maatregelen getroffen, ook niet nadat daarom door werknemer(s) is verzocht. Werkgever aansprakelijk.

Verzoek Rechtbank
 Voor recht te verklaren dat [naam eenmanszaak] en/of [verweerder sub 1] aansprakelijk is voor de schade die [verzoekster] lijdt als gevolg van het ongeval op 16 februari 2010;

De exacte toedracht van het ongeval hoeft echter niet vast te staan terwijl een onzekere toedracht voor risico van de werkgever komt (HR 10 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3837 en HR 4 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1430). Het antwoord op de vraag hoe of waardoor [verzoekster] precies ten val is gekomen kan dus in het midden blijven.

Voor wat betreft de gestelde schade is tijdens de mondelinge behandeling voldoende gebleken dat [verzoekster] schade lijdt. … De werkzaamheden van [verzoekster] bestonden uit het bezorgen van pakketten. Op het moment dat zij gearriveerd was bij een afleveradres moest zij, om het pakket te kunnen afleveren, uitstappen uit de bestelbus. Bij het uitvoeren van dit deel van de werkzaamheden bestaat een risico op uitglijden en/of vallen. Dit risico versterkt zich op dagen zoals in het onderhavige geval waarop sprake is van sneeuw en ijs. Dit vormt een bedrijfsrisico waarvoor een veiligheidsverplichting geldt voor de werkgever. Uitglijden, vallen etcetera zijn immers juist ongevallen die zich bij het uitvoeren van de werkzaamheden die een pakketbezorger heeft, kunnen voordoen, zodat [verweerder sub 1] op grond van artikel 7:658 BW dus verplicht is maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om dergelijke ongevallen te voorkomen. Omdat dergelijke ongevallen zich tijdens de uitoefening van de werkzaamheden van een pakketbezorger kunnen voordoen, is geen sprake van een alledaagse activiteit, zoals [verweerder sub 1] /ASR betoogt, waarvoor [verweerder sub 1] als werkgever geen maatregelen zou hoeven treffen. Er is vanwege de aard van de werkzaamheden een risico op uitglijden en/of vallen aanwezig. Van een zogenoemd huis-, tuin- en keukenongeval waarvoor een werkgever niet hoeft te waarschuwen is dan geen sprake. Van [verweerder sub 1] als werkgever mag in zo’n geval worden verlangd dat hij preventieve maatregelen treft, waarbij gedacht kan worden aan het verstrekken van schoeisel dat bescherming biedt tegen uitglijden. Dit klemt te meer als sprake is van gladde, winterse weersomstandigheden zoals in het onderhavige geval. [verweerder sub 1] heeft echter in het geheel geen preventieve maatregelen getroffen. Ook niet nadat door [verzoekster] en collega’s om schoeisel (en werkkleding) is verzocht. Dit leidt de kantonrechter tot de slotsom dat [verweerder sub 1] ten opzichte van [verzoekster] tekortgeschoten is in de ingevolge op artikel 7:658 lid 1 BW op hem rustende zorgplicht. [verweerder sub 1] is ten opzichte van [verzoekster] dan ook aansprakelijk voor de gevolgen van het haar overkomen arbeidsongeval.

 Voor recht te verklaren dat ASR de schade die [verzoekster] lijdt als gevolg van het ongeval op 16 februari 2010 aan haar dient te vergoeden;  Verklaart voor recht dat ASR de schade die [verzoekster] lijdt als gevolg van het ongeval op 16 februari 2010 aan haar dient te vergoeden;
 De kosten van deze procedure te begroten en ASR te veroordelen tot betaling daarvan, binnen 14 dagen na deze beschikking.

[verzoekster] maakt aanspraak op een bedrag van € 5.463,87 (inclusief btw en 6,5% bureaukosten), waarbij een uurtarief van € 265,00 is gehanteerd en 16 uren zijn besteed.

[verweerder sub 1] /ASR is van mening dat, hoewel het aantal uren lastig te beoordelen is, voor dit dossier relatief beperkte tijd nodig is omdat de advocaat van [verzoekster] het dossier kent. Over het uurtarief wordt aangevoerd dat € 265,00 voor een zaak als deze hoog is en dat een bedrag van € 220,00 per uur volstaat. De onderhavige zaak betreft naar het oordeel van de kantonrechter een voor wat betreft de omvang en complexiteit ervan beperkt en overzichtelijk deelgeschil. Het aan het deelgeschil bestede en opgegeven aantal uren is daarmee afgezet tegen het gehanteerde uurtarief naar het oordeel van de kantonrechter niet in overeenstemming. Immers, een relatief hoog uurtarief van € 265,00 per uur exclusief btw en kantoorkosten veronderstelt een bepaalde mate van specialistische deskundigheid die met zich brengt dat het aantal aan de zaak bestede uren relatief gering(er) moet zijn. Gelet op de complexiteit van deze zaak is een uurtarief van € 225,00 passend, te vermeerderen met 6% kantoorkosten en btw. De met de opstelling van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide, redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de kantonrechter daarom worden begroot op 14 uren x € 225,00 te vermeerderen met 6% kantoorkosten en btw, derhalve op € 4.040,19, te vermeerderen met het door [verzoekster] betaalde griffierecht van € 79,00.

Omdat de aansprakelijkheid is komen vast te staan, zal de kantonrechter tevens een veroordeling tot betaling daarvan uitspreken.

Zorgplicht van artikel 7:658 BW brengt – in het algemeen beperkt – met zich mee dat de werkgever ook maatregelen moet treffen of aanwijzingen moet geven als er werkzaamheden plaatsvinden op plaatsen die niet als ‘arbeidsplaats’ kunnen worden aangemerkt.