Rechtbank bepaalt resterende verdiencapaciteit

rechtbank Zutphen 5 januari 2011, LJN: BP0054

Verzoeker is in 2002, terwijl hij stilstond met auto, van achteren aangereden door verzekerde van Univé. Aansprakelijkheid voor gevolgen ongeval is erkend. Univé voert verweer. De verzoeken van verzoeker en Univé houden tezamen in dat de rechter moet bepalen of op basis van de thans beschikbare informatie de omvang van de resterende verdiencapaciteit kan worden bepaald dan wel dat nog aanvullende deskundigenrapporten nodig zijn. Omdat volgens de rechter mag worden verwacht dat de beslissing hierover partijen in staat zal stellen om verder te gaan met de buitengerechtelijke onderhandelingen en mogelijk definitief af te ronden, betreft het een deelgeschil.
Omdat er voldoende gegevens beschikbaar zijn, wijst de rechtbank het verzoek van Univé om alsnog een beperkingenprofiel door een verzekeringsarts te laten opstellen af. Bij het vaststellen van de omvang van de resterende verdiencapaciteit  is van belang dat de eerdere medische beoordelingen in het kader van de WAO beperkter zijn dan in de onderhavige civielrechtelijke context. Ook andere dan medische factoren spelen thans een rol. De rechter stelt ‘goede en kwade kansen afwegend’ het aantal uren dat verzoeker per week kan werken voor de toekomst vast. Het risico dat verzoeker in WSW-verband niet in de gelegenheid zal worden gesteld om al deze uren daadwerkelijk te werken, is voor rekening van Univé.

Met deze uitspraak heeft de rechter op verzoek van partijen een beslissende klap gegeven op een langlopend dossier. Of het riscio van niet volledige benutting van de verdiencapaciteit terecht bij Univé wordt gelegd is discutabel, maar in deze ronde is er duidelijkheid en dat is het doel van de wet Deelgeschillen.