Secundaire victimisatie door onrechtmatige schadeafhandeling; aansprakelijkheid voor verzekerde werkgever

“Rechtbank Noord-Nederland, 20 april 2022”
Een slachtoffer van een mishandeling met letsel, claimt hernieuwd slachtoffer te zijn door een onrechtmatige schadeafwikkeling door de verzekeraar. De rechtbank gaat mee in deze stelling en stelt dat verzekerde werkgever aansprakelijk is voor deze onrechtmatige behandeling.
Verzoek Rechtbank
Verzoekster verzoekt de kantonrechter:

(1) Vast te stellen dat er sprake is van secundaire victimisatie door een onrechtmatige schadeafwikkeling door verweerder;

De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een onrechtmatige schadeafwikkeling.

Zij stelt dat uit de gevoerde correspondentie een weinig voortvarende aanpak blijkt. Zo heeft verweerder het advies voor een snelle en adequate schaderegeling ten onrechte niet gevolgd.

De verschillende dossiersbehandelaars van verweerder, heeft de afhandeling van de zaak geen goed gedaan. Personeelstekort, zoals wordt aangevoerd als reden, komt volgens de rechtbank voor rekening en risico van verweerder.

Het verweer dat voldoende kosten voor o.a. een multidisciplinair traject zijn betaald, wordt door de rechtbank opzij geschoven. Zij stelt hierbij dat de initiatieven voor deze vergoedingen vanuit de belangenbehartiger kwamen. Zij heeft verzuimd een financiële bijdrage te leveren voor de opleiding waar verzoekster, in overleg met de arbeidsdeskundige, aan begonnen is.

Verder heeft ten onrechte de psychiatrische expertise en de causaliteit tussen het ongeval en de klachten ter discussie gesteld. Een discussie welke door tijdige inschakeling van deskundigen en een expertise, had kunnen worden ondervangen.

De kantonrechter stelt vast dat de schadeafwikkeling grote impact heeft op verzoekster. Zij stelt vast dat verzoekster in een toestand raakte waarbij zij zich terecht niet serieus genomen voelde. De rechtbank neemt – mede hierdoor – de secundaire victimisatie aan.

Het verweer dat verzoekster meermaals is gewisseld van belangenbehartiger, wordt niet voldoende aangetoond. Ook het verweer omtrent het lange wachten op medische adviezen wordt door de rechtbank niet gevolgd. Zij stelt dat verweerder ook heeft verzuimd aan te dringen op deze gegevens.

(2) Vast te stellen dat verzoeker in verband met deze onrechtmatige schadeafwikkeling, aanspraak kan maken op een voorschot van €10.000,-, dan wel een ander door de rechtbank te bepalen bedrag; De rechtbank kent een (voorschot op een) vergoeding toe van €5.000,-.
(3) De kosten te begroten op € 8.264,00 en (verzekerde, dan wel verweerder) te veroordelen in deze kosten; De rechtbank stelt dat verweerder de hoogte van de gevoerde proceskosten onvoldoende heeft weersproken. Zij kent dan ook het door verzoekster genoemde bedrag van 8264,60 toe.

De rechtbank stelt dat de verzekeraar de schadebehandeling onnodig heeft vertraagd, door het zetten van vraagtekens bij de causaliteit tussen ongeval en klachten, ondanks een medisch advies waaruit blijkt dat er bij betrokkene thuis meer leek te spelen dan alleen de gevolgen van het ongeval (lees: spanningsvolle privésituatie en pre-existente rugklachten). Daarnaast wordt het verweer dat betrokkene het traject heeft gestagneerd door het niet-tijdig aanleveren van medische informatie en het wisselen van (meerdere) belangenbehartigers, verworpen met de visie dat verzekeraars actief moeten  blijven aandringen op gegevens.