Aansprakelijkheid huisartsen voor te laat onderkennen meningitis komt niet vast te staan.

Rechtbank Gelderland 1 april 2014 ECLI:NL:RBGEL:2014:8179
Veronderstelde medische fout van huisartsen, die te laat hersenvliesontsteking zouden hebben onderkend. Rapport rechtbankdeskundige: of er zorgvuldig is gehandeld hangt af van hetgeen exact met de huisarts is besproken. Vooralsnog geen duidelijkheid over aansprakelijkheid verweerders.
Verzoek Rechtbank

te bepalen dat dr. [verweerder] en dr. [verweerder] aansprakelijk zijn voor de materiële en immateriële schade die verzoeksters in hun hoedanigheid als erfgenamen lijden en geleden hebben als gevolg van de ontstane delay in de behandeling van [naam] door de toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van de behandelingsovereenkomsten, dan wel onrechtmatige daden gepleegd op 27 september 2002 en 2 oktober 2002;

 Het antwoord op de vraag of dr. [verweerder] en dr. [verweerder] de zorg hebben betracht die van een redelijk bekwaam en beroepsgenoot verwacht mag worden is (blijkens het voorgaande) in grote mate afhankelijk van het antwoord op de vraag wat [naam] nu exact met de huisartsen besproken heeft en welke klachten hij aan hen heeft geuit. Nu dat tussen partijen niet vast staat, kan thans, zonder nadere instructie, niet geoordeeld worden dat de conclusies van dr. [naam] tot uitgangspunt moeten worden genomen bij de verdere beoordeling van het geschil. Voor het geven van instructie is in een deelgeschilprocedure, gelet op het karakter daarvan, echter geen plaats. De deelgeschilprocedure is immers bedoeld om tussen partijen vastgelopen onderhandelingen weer vlot te trekken door, kort gezegd, op een – de partijen verdeeld houdend – geschilpunt op snelle wijze in een vlotte procedure te beslissen.

te bepalen dat bij de verdere afwikkeling van deze zaak het deskundigenrapport d.d. 3 maart 2012 van dr. P. [naam] door partijen als uitgangspunt zal moeten worden genomen;

 Dr. [naam] heeft (nog) niet gereageerd op de brief van dr.[naam]. Onbekend is dan ook wat zijn reactie is op de brief van dr.[naam] en in hoeverre hij de conclusies van dr.[naam] onderschrijft. Alhoewel dr.[naam] niet door de rechtbank is benoemd en hij de rapportage van dr. [naam] grotendeels onderschrijft, geeft de brief van dr. Van Molen toch aanleiding voor het stellen van nadere vragen. Daarvoor is in het kader van de deelgeschilprocedure echter geen ruimte. Mede op grond daarvan – en gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 4.7. – is de rechtbank van oordeel dat het verzoek om te bepalen dat bij de verdere afwikkeling van deze zaak het deskundigenrapport van dr. [naam] door partijen als uitgangspunt zal moeten worden genomen (verzoek II) niet toewijsbaar is. Met dat oordeel zijn ook de verzoeken I en III niet toewijsbaar, nu in deze procedure niet kan worden vastgesteld (gelet op het verzoek II dat zal worden afgewezen) of dr. [verweerder] en dr. [verweerder] tekort zijn geschoten in de geneeskundige behandelingsovereenkomst tijdens de consulten op 27 september 2002 en 2 oktober 2002.
 dr. [verweerder] en dr. [verweerder] te veroordelen om binnen twee weken na de uitspraak van de rechtbank over te gaan tot betaling van de buitengerechtelijke kosten aan verzoeksters van € 21.670,27, dan wel een naar redelijkheid door de rechtbank te begroten bedrag aan buitengerechtelijke kosten, dan wel een voorschot hierop;  geen aansprakelijkheid en dus geen veroordeling in schadevergoeding
 dr. [verweerder] en dr. [verweerder] te veroordelen in de kosten van dit geding, met het verzoek terzake van het honorarium van de advocaat deze kosten aan de zijde van verzoeksters te begroten op een bedrag van € 6.546,25 conform de in het verzoekschrift opgenomen begroting, te vermeerderen met het verschuldigde griffierecht en dr. [verweerder] en dr. [verweerder] te veroordelen deze kosten binnen twee weken na de beschikking van de rechtbank aan verzoeksters te betalen.  Dr. [verweerder] en dr. [verweerder] hebben aangevoerd dat een kostenbegroting achterwege moet blijven, wanneer de inhoudelijke verzoeken zelf worden afgewezen. Dat gaat niet op. Uit artikel 1019aa Rv volgt immers dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek, waarbij het in beginsel niet van belang is dat het verzoek zelf wordt afgewezen. Dr. [verweerder] en dr. [verweerder] hebben voorts bezwaar gemaakt tegen het aantal genoteerde uren van 22.9 uur. Gelet op de omvang en complexiteit acht de rechtbank een totaal aantal uren van 18 redelijk. Vermeerderd met BTW, kantoorkosten en griffierecht (€ 842,00) bedragen de totale kosten dan € 5.987,53.De rechtbank zal dr. [verweerder] en dr. [verweerder] niet veroordelen in de begrote kosten, aangezien de aansprakelijkheid niet vaststaat en derhalve onzeker is of voor veroordeling op de voet van artikel 6:96 BW een grondslag bestaat.4.14.
Voor zover het verzoek van [verzoekster] c.s. daarnaast strekt tot een veroordeling in de proceskosten, zoals dr. [verweerder] en dr. [verweerder] dat kennelijk hebben begrepen, geldt dat daarvoor geen plaats is. Op grond van artikel 1019aa lid 3 Rv is artikel 289 Rv, dat de grondslag vormt voor een veroordeling in de proceskosten, niet van toepassing. Het als buitengerechtelijke kosten begrote bedrag wegens de gemaakte kosten voor het deelgeschil komt in wezen in de plaats van een (forfaitaire) proceskostenveroordeling.

Een wat lastig te lezen zaak aangezien meerdere (verschillende) partijen met “naam” worden aangeduid. De betrokkene zelf is inmiddels overleden, ongeveer negen jaar na de gebeurtenis. Standaard overwegingen over waarde deskundigenbericht: dat telt, tenzij solide onderuit gehaald en daarvan is hier geen sprake.