Twee valpartijen van racefietser tijdens recreatieve tocht: fietsmaten niet aansprakelijk door verhoogde aansprakelijkheidsdrempel bij sport- en spelsituatie bij eerste val en ongelukkige samenloop van omstandigheden bij tweede val

Rechtbank Oost-Brabant, 12 april 2018
Tijdens een recreatieve fietstocht van drie fietsmaten, komt één van hen twee maal ten val waarbij hij bij de tweede val ernstig schouderletsel oploopt. De eerste val ontstond toen tijdens het rechts inhalen van verzoeker door de ene fietsmaat, contact tussen beide fietsen plaats vond waarbij verzoeker in onbalans raakte en vervolgens ten val kwam. De tweede val ontstond enige tijd daarna toen de andere fietsmaat een bemoedigend klopje op de schouder van verzoeker gaf waarna verzoeker nogmaals in onbalans raakte en ten val kwam. Verzoeker houdt beide fietsmaten aansprakelijk voor zijn schade.
Verzoek Rechtbank
 

Het eerste verzoek aan de Rechtbank is om te beslissen dat verweerder sub 1 en verweerder sub 3 en hun aansprakelijkheidsverzekeraars ASR en Univé (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de schade die verzoeker heeft geleden als gevolg van de ongevallen die hem op 28 augustus 2016 zijn overkomen

Het was weliswaar geen wedstrijd of prestatietocht waaraan zij deelnamen, maar er was tussen verzoeker en verweerder sub 1 (en verweerder sub 3) naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk sprake van een sportieve situatie. Er was daarmee, in ieder geval op dergelijke momenten van tempo maken, sprake van een zogenaamde sport- en spelsituatie, zoals ook door verweerder sub 1 is aangevoerd, en dat brengt mee dat de drie heren op dergelijke momenten in redelijkheid tot op zekere hoogte gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerd getimede of onvoldoende doordachte handelingen of gedragingen waartoe hun fietstocht uitlokte of die daarin besloten lagen, van elkaar moesten verwachten (zie: Hoge Raad 28 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2679, “Witmarsumer Merke”). In zoverre geldt hier een (licht) verhoogde drempel voor aansprakelijkheid.

Gelet op het sportieve element van hun fietstocht en de regels die zij daarbij onderling hanteerden, moest verzoeker er rekening mee houden dat hij rechts ingehaald zou kunnen worden door verweerder sub 1, die immers al enige tijd schuin rechts achter hem reed en tempo wilde maken. Dat verweerder sub 1 tijdens het passeren verzoeker heeft aangeraakt, moet zijn geweest omdat verweerder sub 1 de inhaalmanoeuvre ongelukkig heeft uitgevoerd, zonder dat daarbij opzet in het spel was. Gelet op de omstandigheden waaronder dit is gebeurd, acht de rechtbank het handelen van verweerder sub 1 niet zodanig onzorgvuldig dat het als onrechtmatig moet worden beschouwd.

Het staat vast dat verweerder sub 3, nadat hij zich had laten terugzakken tot hij bij verzoeker fietste, verzoeker met zijn rechterhand heeft aangeraakt op diens linkerschouder. De precieze plaats en intensiteit van die aanraking staan niet vast.

Verweerder sub 3 moest er rekening mee houden dat verzoeker door de situatie waarin hij zich bevond, minder stevig en alert dan normaal op zijn fiets zat en dus sneller uit balans zou kunnen raken. De rechtbank ziet hierin echter onvoldoende grond om te oordelen dat verweerder sub 3 zich uit een oogpunt van zorgvuldigheid van deze aanraking had moeten onthouden. Verweerder sub 3 en verzoeker fietsten met lage snelheid en naar het oordeel van de rechtbank kon verweerder sub 3 in redelijkheid niet voorzien dat verzoeker door de aanraking op de schouder zo uit balans zou kunnen raken dat hij daardoor van het fietspad af zou raken, met alle ernstige gevolgen van dien. Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden die niet leidt tot aansprakelijkheid van verweerder sub 3.

Het tweede verzoek aan de Rechtbank is om de door verzoeker gemaakte kosten van rechtsbijstand in verband met dit deelgeschil, te begroten op een bedrag van € 8.929,80 en te beslissen dat verweerder sub 1 en verweerder sub 3 en hun aansprakelijkheidsverzekeraars ASR en Univé (hoofdelijk) in deze kosten worden veroordeeld.  

Nu van onrechtmatig handelen van verweerder sub 1 of verweerder sub 3 geen sprake is geweest, en zij dus niet jegens verzoeker aansprakelijk zijn voor de schade als gevolg van het ongeval van 28 augustus 2016, moeten alle verzoeken van verzoeker worden afgewezen.

Ook tijdens een recreatief fietstochtje kan er sprake zijn van de verhoogde aansprakelijkheidsdrempel zoals die geldt tijdens sport- en spelsituaties. Als tijdens zo’n tochtje de (licht) competitieve sfeer eenmaal aantoonbaar is verdwenen, gelden de gebruikelijke zorgvuldigheidsnormen weer met de mogelijkheid dat onrechtmatigheid en aansprakelijkheid ontbreken indien er sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.