Vastgestelde inconsistenties en discrepanties m.b.t. psychiatrische expertise; partijen niet zonder meer gebonden aan rapportage.

Rechtbank Oost-Brabant, 29 december 2016
Anderhalf jaar na vaststelling van het definitieve expertiserapport, komt medisch adviseur van NN met aanvullende vragen. De deskundige – (psychiater) – reageert hierop; partijen verschillen van mening over de waardering van/gebondenheid aan zowel de rapportage als de reactie. Conclusie rechtbank: rapportage is niet zonder meer bindend voor partijen.
Verzoek Rechtbank
(Verzoekster) verzoekt de rechtbank,

(1) voor recht te verklaren dat de reactie van (psychiater) bij de beoordeling van het deskundigenbericht buiten beschouwing moet worden gelaten;

De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat partijen in beginsel gebonden zijn aan het deskundigenbericht, tenzij zwaarwegende – en vanzelfsprekend steekhoudende – bezwaren tegen het rapport nopen tot een andere conclusie.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de inhoud van het rapport niet consistent is. Enkele gegeven antwoorden zijn niet geheel in lijn met andere passages uit het rapport. Daarnaast wordt discrepantie vastgesteld tussen informatie verkregen van de patiënt (verzoekster) en de feiten uit het medisch dossier. (Verzoekster) stelt dat zij over een bepaalde periode forse psychische klachten heeft ondervonden, terwijl in het medisch dossier hiervoor slechts summiere aanwijzingen zijn. (Psychiater) heeft geen inhoudelijk oordeel gegeven over de inconsistenties en daar geen consequenties aan verbonden.

De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de beantwoording van de vraagstelling, niet geheel in lijn is met de bevindingen en conclusies. Het rapport is voor partijen om die reden niet zonder meer bindend. In het licht van de geconstateerde inconsistenties bezien, is het niet onbegrijpelijk dat NN nadere vragen wilde stellen aan Psychiater.

Het verzoek wordt afgewezen, maar dit alles brengt echter niet mee dat de rapportage geheel buiten beschouwing moet worden gelaten en dat geen enkele waarde aan de inhoud van de rapportage gehecht kan worden.

(2) de kosten van het deelgeschil te begroten op 6.929,23 euro, te vermeerderen met de nakosten (begroot op 10 uur) en NN te veroordelen tot betaling van de kosten. (Verzoekster) begroot de kosten voor het deelgeschil op € 6.929,23 (22,18 uur x € 240,- per uur x 7% kantoorkosten x 21% btw).

De uren komen de rechtbank bovenmatig voor, in die zin dat er zal worden gematigd tot 20 uur. De overige 10 uur voor de voorbereiding van de mondelinge behandeling acht de rechtbank verdedigbaar en niet onredelijk. Totaal is dus 30 uur, wat een totaal maakt van € 9.321,84, inclusief kantoorkosten en BTW.

NN zal veroordeeld worden tot betaling van deze kosten.

NN doet een aantal tegenverzoeken: het rapport en de reactie zouden niet tegenstrijdig zijn en het gehele probleem zou opgelost kunnen worden door aanvullende vragen te stellen aan (psychiater). Het 1e tegenverzoek wordt afgewezen, datzelfde geldt ook voor het 2e. Wat dat betreft kan gesteld worden dat het gaat om een oplossingsgerichte, voortvarende blik op de kwestie, maar – helaas – leent een deelgeschilprocedure zich hier niet voor. Verder is opvallend dat de rechtbank de verzochte kantoorkosten (7%) toewijst. Dit terwijl er voldoende uitspraken zijn waarin wordt geoordeeld dat kantoorkosten niet meer van deze tijd zijn…