Verzoek om aanvullend voorschot wordt afgewezen, want causaal verband staat onvoldoende vast. Rechtbank geeft aan medische informatie nodig te hebben anders dan uit de behandelden sector.

Rechtbank Midden-Nederland 17 februari 2016

Deelgeschil. Aanvullend voorschot afgewezen omdat causaal verband niet kan worden vastgesteld (enkel) op basis van medische informatie uit de behandelend sector.

Verzoek Rechtbank
 [verzoeker] verzoekt de rechtbank, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat Allianz aan [verzoeker] een aanvullend voorschot van € 8.391,00 dan wel een door de rechtbank vast te stellen bedrag, moet betalen,

 

Tussen partijen is niet in geschil dat Allianz als aansprakelijke partij (regelend assuradeur – er is sprake van een tweetal voorvallen) gehouden is de schade die [verzoeker] als gevolg van de ongevallen leidt, dient te vergoeden. Tussen partijen is in geschil de omvang van de schade, waarbij Allianz zich op het standpunt stelt dat zij met de reeds door haar betaalde voorschotten finaal gekweten is. Daarnaast betwist Allianz kort gezegd het causaal verband tussen de klachten en de gestelde schade. Op die grond meent Allianz niet gehouden te zijn tot nadere bevoorschotting.

De rechtbank is van oordeel dat op basis van de thans beschikbare medische informatie niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van causaal verband tussen het ongeval en de gestelde klachten van [verzoeker] . De medische informatie in het dossier betreft immers (alleen) medische gegevens uit de behandelend sector. Verder ontbreekt een neurologische expertise. Tot op heden is (in ieder geval) de neuroloog vooralsnog de meest aangewezen specialist om de vraag naar het (medisch) oorzakelijk verband tussen klachten en de ongevallen als [verzoeker] is overkomen te beantwoorden. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank bij de huidige stand van zaken niet vaststellen dat de klachten van [verzoeker] in causaal verband staan tot het ongeval. [verzoeker] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld, de nu voorhanden zijnde gegevens zijn daarvoor in ieder geval niet toereikend, dat het vereiste causaal verband tussen haar klachten en het haar overkomen ongeval bestaat. Er is eerst nader onderzoek naar de medische causaliteit nodig voordat de (juridische) causaliteit kan worden beoordeeld. Er zal dus onderzoek verricht moeten worden, te beginnen met medisch onderzoek. Daarna kan een verzekeringsgeneeskundige aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek een belastbaarheids- en beperkingenprofiel opstellen, waarna vervolgens een arbeidsdeskundige geraadpleegd kan worden over – kort gezegd – de verdiencapaciteit van [verzoeker]. Op dit moment is derhalve nog geenszins het stadium bereikt dat duidelijkheid bestaat over de klachten en beperkingen die kunnen worden toegeschreven aan de [verzoeker] overkomen ongevallen, terwijl, zoals de rechtbank ook onder 4.4. heeft overwogen, binnen de deelgeschilprocedure geen ruimte bestaat voor (uitgebreide) bewijslevering. Nu het causaal verband niet kan worden vastgesteld bestaat ook te weinig duidelijkheid over de omvang van de aan de ongevallen toe te rekenen schade, nog daargelaten dat Allianz de door [verzoeker] gestelde schadeomvang betwist. Het voorgaande betekent dat de rechtbank in dit deelgeschil thans niet kan vaststellen dat [verzoeker] een vorderingsrecht heeft dat het totaal van de reeds verstrekte voorschotten overstijgt. Het verzoek wordt afgewezen.

 alsmede de kosten van rechtsbijstand voor het opstellen van dit verzoekschrift en de mondelinge behandeling. [verzoeker] maakt aanspraak op een bedrag van € 4.950,00 (22 uur tegen een uurtarief van € 225,00 exclusief btw en kantoorkosten). Anders dan Allianz is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een volstrekt onnodig of onterecht ingediend verzoek. Voor het oordeel dat de gemaakte kosten niet voor begroting in aanmerking komen moet sprake zijn van misbruik van het processuele middel van een verzoekschrift ex artikel 1019w Rv. Een dergelijk misbruik acht de rechtbank niet aanwezig.

Allianz voert aan dat er te veel uren aan dit deelgeschil zijn besteed en dat de opslag voor kantoorkosten onredelijk is. Allianz heeft voor het overige geen (afzonderlijk) verweer gevoerd tegen het uurtarief.

De onderhavige zaak betreft naar het oordeel van de rechtbank een voor wat betreft de omvang en complexiteit ervan beperkt en overzichtelijk deelgeschil. Het aan het deelgeschil bestede en opgegeven aantal uren is daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet in overeenstemming. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen, zoals (de raadsman van) [verzoeker] ook zelf al in het verzoekschrift heeft opgemerkt, dat uit de jurisprudentie kenbaar is dat indien verzocht wordt om een aanvullend voorschot de rechter wenst te beschikken over medische informatie die niet alleen afkomstig is uit de behandelend sector. De met de opstelling van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide, redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de rechtbank dan ook worden begroot op 15 uren x € 225,00 exclusief btw en kantoorkosten, derhalve op € 3.375,00 exclusief btw en kantoorkosten, te vermeerderen met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 876,00. Allianz zal tot betaling daarvan aan [verzoeker] worden veroordeeld.

Een deelgeschil ingaan zonder voldoende bewijs behoort te leiden tot een afwijzing van het verzoek, dat gebeurt hier ook. Toch toewijzing van kosten, ondanks dat raadsman van [verzoeker] in zijn verzoekschrift -nota bene- zelf heeft opgemerkt dat uit de jurisprudentie kenbaar is dat indien verzocht wordt om eeen aanvullend voorschot de rechter wenst te beschikken over medische informatie die niet afkomstig is uit de behandelend sector.