Verzoek om gordelkorting niet toe te passen afgewezen, wel volledige kostenveroordeling voor de WA-verzekeraar

Rechtbank Gelderland, 1 maart 2017
(Verzoeker) is slachtoffer geworden van een eenzijdig ongeval. (Verzoeker) zat achterin een personenauto die als gevolg van de gladheid van de weg is geraakt en ondersteboven in de naast de weg gelegen sloot terecht is gekomen. Bestuurder van de personenauto komt hierbij te overlijden. (Verweerder), de WA-verzekeraar van de personenauto, heeft de aansprakelijkheid voor de schadelijke gevolgen van het ongeval voor (verzoeker) erkend, maar de WA-verzekeraar acht een korting op de schade van toepassing vanwege het niet dragen van de gordel. Het verzoek is om die korting van tafel te krijgen. De rechtbank concludeert dat nadere bewijslevering nodig is m.b.t. de vraag of de gordel wel of niet is gedragen en wijst het verzoek dus af.
Verzoek Rechtbank
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank op de voet van art. 1019w e.v. Rv voor recht zal verklaren dat
(1) (verweerder) volledige (100%) aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval dat (verzoeker) is overkomen, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen hoger percentage dan 75%,
Aan de orde is of de schadevergoedingsverplichting van (verweerder) (met 25%) verminderd moet worden omdat (verzoeker) in de zin van art. 6:101 BW eigen schuld heeft aan het ontstaan van deze schade, nu (verzoeker), zoals (verweerder) (voldoende) stelt en (verzoeker) (voldoende) betwist, in strijd met art. 59 RVV 1990 niet de aanwezige autogordel heeft gedragen ten tijde van het ongeval.Bij deze stand van zaken, waarbij zowel stelling als betwisting voldoende zijn gemotiveerd, kan de rechtbank zonder bewijslevering niet vaststellen dat (verzoeker) de gordel niet droeg. De tijd en kosten die met dergelijke bewijslevering, waarschijnlijk in de vorm van getuigenbewijs, gepaard zullen zijn, zijn dusdanig dat de rechtbank van oordeel is dat deze beslissing onvoldoende bijdraagt aan een vaststellingsovereenkomst in de zin van art. 1019z Rv.

Indien de rechtbank veronderstellenderwijs ervan uitgaat dat (verzoeker) de gordel niet droeg, geldt dat zonder bewijslevering door (verweerder), dan wel -na de door (verweerder) bepleite toepassing van de omkeringsregel – tegenbewijslevering door (verzoeker), niet kan worden vastgesteld dat de schade ook zou zijn ontstaan als (verzoeker) de gordel wel zou hebben gedragen, zoals (verzoeker) opwerpt. Ook in dit verband staat art. 1019z Rv daarom aan toewijzing van het verzoek in de weg.

Indien de rechtbank veronderstellenderwijs ervan uitgaat dat (verzoeker) de gordel niet droeg en bovendien dat deze omstandigheid aan de schade heeft bijgedragen, kan, anders dan (verzoeker) heeft aangevoerd, niet worden geoordeeld dat de billijkheid eist dat (verweerder) de schade toch volledig dient te vergoeden. Daarvoor vormt het niet dragen van de autogordel een te ernstig verwijt.

Aan het, subsidiair gevorderde, door de rechtbank vaststellen van een percentage eigen schuld (kleiner dan 25%) staat thans in de weg dat mogelijk niet komt vast te staan dat (verzoeker) de gordel niet droeg, in welk geval het beroep van (verweerder) op eigen schuld zonder meer zou falen. De slotsom is dan ook dat het verzoek op de voet van art. 1019z Rv dient te worden afgewezen.

(2) met begroting van en veroordeling in de kosten van de behandeling van het verzoek aan de zijde van (verzoeker). Verzocht is (exclusief 6% kantoorkosten en 21% BTW) 15 uur à € 270,00 en 8 uur à € 200,00 te begroten. Goudse heeft enkel tegen de hoogte van het uurtarief van € 270,00 bezwaar gemaakt. Gemiddeld is een uurtarief van € 246,00 gehanteerd. Een dergelijk tarief komt de rechtbank in deze zaak niet onredelijk hoog voor. Het verweer wordt verworpen. Inclusief het verschuldigde griffierecht van € 288,00 sluit de begroting dan op een bedrag van € 7.534,69. (Verweerder) is voor de schade aansprakelijk en kan dan ook in beginsel worden veroordeeld de aldus begrote kosten aan (verzoeker) te voldoen.Indien met (verweerder) wordt aangenomen dat toepassing van art. 6:101 BW in dit geval zou leiden tot een vergoedingsplicht van 75% van de schade, geldt het volgende: wanneer een schadevergoedingsplicht op de voet van art. 6:101 BW wordt verminderd, wordt ook de verplichting om de in art. 6:96 lid 2 BW bedoelde kosten te vergoeden, in beginsel in dezelfde mate verminderd (HR 21 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7624, NJ 2008/241). Dit uitgangspunt geldt ook voor de kosten van de behandeling van het deelgeschil.

In dit verband acht de rechtbank van belang dat de wetgever met art. 1019aa Rv heeft beoogd de financiële drempel te verlagen voor de benadeelde om een oordeel van de rechter te vragen, door uit te sluiten dat de benadeelde in de proceskosten wordt veroordeeld en door voor te schrijven dat zijn proceskosten niet forfaitair maar volledig in aanmerking worden genomen. Dit past bij de deelgeschilprocedure als onderdeel van afwikkeling buiten rechte, aldus de wetgever.

Het verzoek was erop gericht ten behoeve van de afwikkeling buiten rechte duidelijkheid te verkrijgen over de eigen schuldvraag. Zover kon het niet komen. Tegen de hiervoor geschetste achtergrond eist de billijkheid dan dat verplichting van (verweerder) om de kosten die (verzoeker) heeft gemaakt om dit geschil door de rechter beslist te krijgen te vergoeden, niet wordt verminderd. Dus ook indien wordt aangenomen dat de schadevergoedingsplicht van (verweerder) vanwege het niet dragen van de gordel door (verzoeker) tot 75% verminderd is, dient (verweerder) de proceskosten van (verzoeker) geheel te dragen.

In deze kwestie doet de WA-verzekeraar een beroep op toepassing van de zogenaamde ‘gordelkorting’: eigen schuld aan de zijde van (verzoeker) vanwege het niet dragen van de autogordel. Het is aan de WA-verzekeraar om aan te tonen dat het letsel van (verzoeker) mede het gevolg is van het niet dragen van een gordel. Voor het ‘tackelen’ van de gordelkorting dient (verzoeker) aan te tonen dat er geen samenhang is tussen de ernst van het letsel en het niet dragen van het letsel.

Nu de feiten onvoldoende vaststaan volgt afwijzing van het verzoek.