(Verzoeker) wordt aangereden door politieauto bij een staandehouding. Verzekeraar van de politieauto -(verweerder)- is aansprakelijk.

Rechtbank Gelderland, 16 mei 2018
(Verzoeker) wordt door een politieauto aan- c.q. klemgereden. (Verzoeker) raakt bekneld tussen de auto en een boom. De agenten wilden (verzoeker) staande houden. De politieauto werd bestuurd door (verbalisant 1). De politieauto was verzekerd bij (verweerder). (Verweerder) wijst de aansprakelijkheid van de hand.

(Verzoeker) start een deelgeschilprocedure. In deze procedure verzoekt hij voor recht te verklaren dat (verweerder) wel aansprakelijk is voor de schade die (verzoeker) heeft geleden en nog zal lijden.

De rechtbank komt tot de conclusie dat (verweerder) aansprakelijk is o.g.v. art. 185 WVW. Noch sprake van overmacht, noch sprake van eigen schuld.

Verzoek Rechtbank
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank:

(1) voor recht verklaart dat (verweerder) aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die (verzoeker) heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden als gevolg van de aanrijding;

Was (verzoeker) een voetganger of opzittende van een motorfiets?

Het staat vast dat sprake is van een verkeersongeval waarbij de politieauto betrokken was, waardoor schade is toegebracht aan (verzoeker), die niet door de politieauto werd vervoerd, en dat de politieauto op het moment van de aanrijding op de weg reed. Geen punt van geschil is dat (verzoeker) voor de interventie door (verbalisant 1) in ieder geval de intentie had om als passagier achter op de motorfiets te gaan zitten en om die reden ook een helm had opgezet.

Op basis van de getuigenverklaringen kan echter niet worden vastgesteld of (verzoeker) ten tijde van de aanrijding op de motorfiets had gezeten, dan wel dat hij er kort achterop heeft gezeten maar er vrijwel direct en nog vóór de aanrijding vanaf was gevallen. Geen van de betrokkenen, zelfs (verbalisant 1), verklaart dat (verzoeker) daadwerkelijk als passagier van de motorfiets is verplaatst en dit wordt ook door geen van de partijen concreet gesteld. De rechtbank overweegt daarom dat art. 185 lid 3 WVW -de uitzondering op de hoofdregel van het eerste lid- niet van toepassing is. Er is hoe dan ook nooit sprake van geweest dat (verzoeker) door de bewegende motorfiets werd vervoerd.

Overmacht?

(Verweerder) heeft aangevoerd dat (verbalisant 1) was afgekomen op een melding dat twee personen, naar achteraf bleek (bestuurder motorfiets) en (verzoeker), een strafbaar feit wilden plegen, te weten de diefstal van een motor, en dat die personen op het moment dat de verbalisanten hen wilden aanhouden, hebben getracht te ontkomen aan de politie, waarbij (verbalisant 1) in een fractie van een seconde moest reageren en daarbij zijn linker portier heeft geopend, dat (bestuurder motorfiets) desondanks wist te ontkomen en (verzoeker) voor de politieauto is terechtgekomen, die ‘stapvoets’ naar voren reed.

De rechtbank acht het evident dat een handeling met een (aanvang)snelheid van ongeveer 20 kilometer per uur, mede gelet op de aanwezigheid van een betonblok en een boom, het voor (verbalisant 1) voorzienbaar gevaar met zich brengt dat daardoor schade of zelfs letsel ontstaat, bijvoorbeeld door gebrek aan controle over de politieauto. Dit gevaar is/was aanwezig en voorzienbaar.

Dit zou mogelijk anders zijn indien deze handelingen gerechtvaardigd en noodzakelijk waren voor de rechtmatige uitoefening door (verbalisant 1) van zijn politietaken. De rechtbank stelt echter dat (verweerder) deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Immers, (verweerder) heeft niet anders onderbouwd dan door te verwijzen naar de verklaring van (verbalisant 1). (Verbalisant 1) verklaart echter niet dat hij de personen wilde aanhouden, maar slechts dat hij ze wilde staande houden en onderwerpen aan een controle van de identiteit van (verzoeker) en (bestuurder motorfiets). Dat er een redelijke verdenking was van een strafbaar feit, zoals diefstal of heling, en dat dit de aanleiding was tot een rechtmatige aanhouding, is niet geconcretiseerd en onderbouwd.

 Nu de gestelde overmacht verder niet is onderbouwd wordt dit verweer verworpen. (Verweerder) is dan als verzekeraar van de politieauto op grond van de hoofdregel van art. 185 WVW  aansprakelijk voor de schade die en het letsel dat door de aanrijding is veroorzaakt, behoudens eventuele eigen schuld…

Eigen schuld?

Uit het feitenrelaas volgt dat er in rechte niet van kan worden uitgegaan dat (verzoeker) enig stopteken, bevel of aanwijzing heeft genegeerd en evenmin dat hij wilde vluchten wegens betrapping op een misdrijf op heterdaad terwijl voorts gesteld noch gebleken is dat (verzoeker) zich op de rijbaan heeft begeven. Gelet hierop en nu het trachten achter op een motorfiets te stappen, zonder toelichting, die niet is gegeven, op zich niet als risicovol gedrag kan worden gezien acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd gesteld dat de schade mede het gevolg is van een aan (verzoeker) toe te rekenen omstandigheid, zodat het eigenschuldverweer wordt verworpen.

(2) (Verweerder) veroordeelt tot betaling aan (verzoeker) van een voorschot van € 5.000,00 dan wel een door de rechtbank in redelijkheid te bepalen bedrag; Gelet op de omvang van het letsel en de behandelingen alsmede de duur van de ziekenhuisopnamen acht de rechtbank, voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat de materiële en immateriële schade ten gevolge van de aanrijding ten minste € 5.000,00 bedraagt, zodat dit voorschot kan worden toegewezen.
(3) bepaalt dat (verweerder) door (verzoeker) gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 6.486,46 dient te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente; Het totaalbedrag bestaat uit 22,2 uur maal een uurtarief van € 225,00, vermeerderd met 6% kantoorkosten, een kilometervergoeding van € 0,50 x 132 kilometer, hetgeen in totaal een bedrag van € 6.486,46 inclusief BTW oplevert.

(Verweerder) heeft niet concreet betwist dat de kosten zijn gemaakt, dat deze redelijk zijn en dat deze voor (verzoeker) noodzakelijk waren om schadevergoeding te krijgen. Niet betwist is dat de incassokosten in een zodanig verband met het ongeval staan dat zij aan (verweerder) als gevolg van deze gebeurtenis kunnen worden toegerekend.

Derhalve wijst de rechtbank de gevorderde incassokosten toe.

(4) (verweerder) veroordeelt tot betaling van de kosten ter zake van het honorarium van de advocaat van (verzoeker), begroot op een bedrag van € 11.367,16, vermeerderd met het verschuldigde griffierecht. Het totaalbedrag bestaat uit 39,1 uur maal een uurtarief van € 225,00, vermeerderd met 6% kantoorkosten, 69 km x € 0,50 aan kilometervergoeding, BTW en te vermeerderen met griffierecht. (Verweerder) voert verweer tegen het aantal uren. Er is geen bezwaar tegen het gehanteerde uurtarief.

De rechtbank acht het totaal aantal uren dat aan het verzoekschrift is besteed bovenmatig. Gelet op de complexiteit en omvang van het dossier en de omvang van het verzoekschrift -9 pagina’s- acht de rechtbank een totaal van 28,4 uur redelijk.

Het te begroten bedrag wordt vastgesteld op € 8.358,30 (28,4 uur x € 225 vermeerderd met BTW, 6% kantoorkosten, € 34,50 kilometervergoeding en € 79,00 aan griffierecht. Nu vaststaat dat (verweerder) aansprakelijk is voor de schade die (verzoeker) als gevolg van het ongeval leidt zal (verweerder), tot betaling van dit bedrag worden veroordeeld.

Klaarblijkelijk lukt het (verweerder) -o.a.- niet om aan te tonen dat de handelingen van (verbalisant 1) gerechtvaardigd en noodzakelijk waren voor de rechtmatige uitoefening door (verbalisant 1) van zijn politietaken.

Wellicht dat het verhalen van de schade op (bestuurder motorfiets) nog een optie is. Hij was diegene die -volgens (verbalisant 1)- tegen het openstaande portier van de politieauto aanreed (waardoor verbalisant 1 vervolgens stelt dat hij uit zijn positie werd gebracht).