Verzoekster valt over voorwerp in winkel. Onvoldoende veiligheidsmaatregelen, Kruidvat aansprakelijk.

Rechtbank Midden-Nederland 30 december 2015

Deelgeschil. Val in winkel over voorwerp op de winkelvloer. Kelderluik.

Verzoek Rechtbank
 Voor recht verklaart dat Kruidvat aansprakelijk is voor het ongeval dat [verzoekster] op 12 mei 2014 is overkomen;

In casu gaat het om voorwerpen van Kruidvat zelf die regelmatig op de grond terechtkomen en daarmee een gevaar vormen voor (onoplettende) klanten. [verzoekster] heeft met foto’s onderbouwd dat er regelmatig klapbarkers en/of kartonnen strips op de grond liggen in dit filiaal van Kruidvat en dat het – kennelijk – gaat om strips die makkelijk losschieten en vallen. Kruidvat heeft dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende weersproken. Zij betwist de juistheid van de foto’s en stelt dat haar geen klachten over het losraken van klapbarkers bekend zijn en dat dit filiaal juist als heel netjes bekend staat. Daarmee heeft zij de stelling van [verzoekster] niet kunnen weerleggen. Kruidvat heeft haar klanten blootgesteld aan het aanmerkelijke gevaar daarover te struikelen of uit te glijden en op de vloer ten val te komen – met alle mogelijk ernstige gevolgen van dien – indien zij niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid betrachten. Dat winkelend publiek niet altijd voldoende oplettend en voorzichtig is acht de rechtbank voorzienbaar.

Kruidvat heeft aangevoerd dat zij diverse procedures heeft die erop gericht zijn de winkelvloer schoon en vrij te houden (diverse checks ter controle dat de vloer vrij is van rommel). Zij stelt dat zij zich voldoende heeft ingespannen om het gestelde gevaar door objecten op de vloer af te wenden (verklaring van [C] , een formulier “vulploeg voorbereidingencontrole” en een “GFA Stappenplan – versie 2015”). Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van deze informatie slechts in zijn algemeenheid een beeld worden verkregen van – kort gezegd – het schoonmaakbeleid, nog daargelaten dat het formulier “vulploeg voorbereidingencontrole” niet gedateerd is en het “GFA Stappenplan” van 2015 is. Of en zo ja in hoeverre Kruidvat voldeed aan het (gestelde) schoonmaakbeleid op 12 mei 2014 blijkt daaruit niet. Kruidvat heeft zodoende onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij afdoende veiligheidsmaatregelen heeft getroffen ter afwending van gevaar.

De rechtbank oordeelt dat Kruidvat op de voet van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de schade die [verzoekster] lijdt als gevolg van de val in de winkel op 12 mei 2014.

Voor recht verklaart dat AON aan [verzoekster] dient te voldoen hetgeen waartoe zij, alsmede de door haar vertegenwoordigde verzekeraar, uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst ten opzichte van Kruidvat gehouden zijn;

Op grond van artikel 7:954 BW kan een benadeelde (in rechte) rechtstreeks van de verzekeraar betaling vorderen van het bedrag dat de aansprakelijke partij uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst van de verzekeraar te vorderen zou hebben. De verzekeraar, AIG Europe Limited, is echter niet in deze procedure betrokken. Dat kan niet worden ondervangen door waar AON is vermeld tevens te lezen AIG Europe Limited, dan wel door te bepalen dat AON hier heeft te gelden als vertegenwoordiger van AIG Europe Limited, omdat AIG Europe Limited daarmee nog geen partij is in deze procedure en zij ook niet kan worden geacht in deze procedure te zijn verschenen om desgewenst verweer te voeren tegen het verzoek waarvan – als [verzoekster] hierin zou worden gevolgd – de uitspraak haar rechtstreeks zou binden. Dit deel van het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Hierbij verzoekt verzoeker ook dat de rechtbank; Primair bepaalt dat waar is vermeld AON tevens moet worden gelezen AIG Europe Limited, subsidiair verklaart dat AON ten deze geldt als vertegenwoordiger van AIG Europe Limited, zowel primair als subsidiair bepaalt dat AIG Europe Limited aan [verzoekster] dient te voldoen hetgeen waartoe zij uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst ten opzichte van Kruidvat gehouden is.  Zie bovenstaand.
Bepaalt dat Kruidvat en AON hoofdelijk gehouden zijn om aan [verzoekster] te voldoen de kosten van dit deelgeschil ten bedrage van € 9.281,61 en dat deze kosten binnen 14 dagen na datum van de beschikking moeten worden voldaan op de derdengeldenrekening van mr. Blok, te vermeerderen met wettelijke rente indien de kosten niet binnen deze termijn zijn voldaan;

De onderhavige zaak is naar het oordeel van de rechtbank niet dermate complex dat dit een tijdsbesteding van 29 uren rechtvaardigt. De met de opstelling van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide, redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de rechtbank daarom worden begroot op 20 uren x € 242,50, het gemiddelde van de gehanteerde uurtarieven, nu grofweg de helft van het aantal bestede uren tegen het (lagere) tarief van € 205,00 en de helft tegen het (hogere) tarief van € 280,00 is berekend. De kosten worden derhalve begroot op € 4.850,00 exclusief BTW en kantoorkosten, te vermeerderen met het door [verzoekster] betaalde griffierecht van € 285,00. Kruidvat zal tot betaling daarvan aan [verzoekster] worden veroordeeld.

De vraag kan zijn of in een bodemprocedure niet aan Kruidvat de gelegenheid zou worden geboden om nader bewijs te leveren. Dat lijkt toch niet onwaarschijnlijk, bijvoorbeeld met betrekking tot het beleid in 2014. In deelgeschillen wordt daar soms wat luchtig overheen gestapt, waarbij het wel aanwezige bewijs wordt geïnterpreteerd, praktisch, maar wellicht niet altijd even zuiver.