voetganger geraakt door hockeybal: onrechtmatige daad

rechtbank ‘s-Hertogenbosch (sector kanton, locatie Eindhoven) 8 mei 2012, LJN: BW5476
Verzoekster loopt over voetpad achter hockeyveld als zij tijdens oefenening op het doel aan het hoofd wordt geraakt door hockeybal. Zij verzoekt om te bepalen dat degene die de hockeybal sloeg (verweerster 2) aansprakelijk is voor de ontstane schade en dat verzekeraar ZLM (verweerster 1) gehouden is om de schade volledig te vergoeden. Verweersters betwisten dat onrechtmatig is gehandeld.
Volgens de rechtbank was de mogelijkheid dat bij de oefening ballen over de ballenvanger worden geslagen die op hoofdhoogte over het voetpad gaan, voorzienbaar voor verweerster 2 en was zij ermee bekend dat het voetpad druk werd gebruikt. Er is sprake van een onrechtmatige daad. Het verzoek wordt toegewezen, waarbij de kosten worden begroot.

Er vliegen met enige regelmaat ballen over het druk gebruikte voetpad. Het is denkbaar dat de hockeyclub eveneens aansprakelijk kan zijn op grond van onrechtmatige daad, misschien is dat veel logischer dan een hockeyspeler daarvoor verantwoordelijk houden…
Wat hiervan ook zij, de hockeyclub doet er verstandig aan om te voorkomen dat voetgangers in de toekomst kunnen worden geraakt.

5. De beoordeling

5.1. Partijen hebben verklaard de kantonrechter te Eindhoven als bevoegde rechter aan te wijzen voor het geval de zaak ten principale aanhangig zou worden, zodat, gelet ook op de gestelde omvang van de te vorderen schade, de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Eindhoven bevoegd is van het geschil kennis te nemen.

5.2. Op grond van de vaststaande feiten kan het volgende worden vastgesteld. [verweerder sub 2] heeft het onderdeel van de training ‘oefenen op goal’ uitgevoerd, een oefening waarbij hockeyballen hoog op doel moeten worden geslagen en waarbij het veelvuldig voorkomt dat de bal niet in het doel belandt maar daaróver en zelfs over de achter het doel aanwezige ballenvanger. ZLM en [verweerder sub 2] hebben gesteld dat de meeste ballen in de vijver terecht komen maar gelet op de positionering van het voetpad ten opzichte van het doel en de ballenvanger en op de omstandigheid dat er ook ballen stuiterend en rollend in de vijver terecht komen, zullen er hockeyballen die over de ballenvanger gaan ook een zodanige baan beschrijven dat zij op hoofdhoogte het voetpad kunnen kruisen. De mogelijkheid dat [verweerder sub 2] bij de uitvoering van deze oefening een of meer ballen over de ballenvanger zou slaan die op hoofdhoogte over het voetpad zouden gaan, was daarom voor haar voorzienbaar. [verweerder sub 2] was er mee bekend dat het achter het doel gelegen voetpad druk werd gebruikt door voetgangers die van de parkeerplaats naar de tennisbanen gingen en dat er ook tijdens de uitvoering van dit onderdeel van de training voetgangers van het voetpad gebruik maakten. De mogelijkheid dat een over de ballenvanger geslagen bal een op het voetpad aanwezige voetganger zou raken, was voor [verweerder sub 2] eveneens voorzienbaar. [verweerder sub 2] is niet met de oefening gestopt op het moment dat [verzoekster] over het voetpad achter het doel liep. Overigens is gesteld noch gebleken dat zij een waarschuwing heeft geroepen naar [verzoekster] toen de bal over de ballenvanger ging. [verweerder sub 2] heeft het voor haar kenbare risico genomen dat [verzoekster] door een hockeybal zou worden geraakt door de oefening uit te voeren terwijl [verzoekster] over het voetpad achter het doel liep. Dit levert een onrechtmatige gedraging op van [verweerder sub 2] tegenover [verzoekster]. [verweerder sub 2] moet daarom aansprakelijk worden gehouden voor het ontstaan van de letselschade zodat dienovereenkomstig zal worden beslist. ZLM heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek om bij vaststelling van de aansprakelijkheid te beslissen dat zij gehouden is om de schade volledig aan [verzoekster] te vergoeden, zodat ook dat verzoek zal worden toegewezen.

5.3. [verzoekster] heeft verzocht te beslissen dat ZLM gehouden is het griffierecht, de kosten voor het opstellen van het verzoekschrift en de kosten voor het bijwonen van de comparitie te vergoeden. Hiervoor biedt het bepaalde in de artikelen 1019w en verder geen grond. Het bepaalde in artikel 1019aa Rv houdt in dat de rechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door letsel lijdt, begroot. De omstandigheid dat [verzoekster] een rechtsbijstandsverzekering heeft brengt niet mee dat [verzoekster] geen aanspraak zou kunnen maken op begroting van die kosten. De door ZLM genoemde omstandigheid dat het convenant Buitengerechtelijke Kosten uitgaat van een vergoeding van kosten wanneer tussen partijen een minnelijk regeling wordt getroffen ten aanzien van de totale schade en dat er van een dergelijke regeling geen sprake is, leidt er evenmin toe dat voor begroting van kosten geen plaats is. ZLM heeft tegen de hoogte van de kosten geen verweer gevoerd zodat deze zullen worden begroot op in totaal € 720,-, zijnde 8 uur à € 90,- , exclusief btw.

6. De beslissing

De kantonrechter:

Bepaalt dat [verweerder sub 2] aansprakelijk is voor het ontstaan van de letselschade van [verzoekster] en dat ZLM gehouden is om deze schade volledig aan [verzoekster] te vergoeden.

Begroot de kosten bij de behandeling van het verzoek van [verzoekster] op de voet van artikel 1019aa Rv op € 720,-, exclusief btw.

Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.

Deze beschikking is gegeven door mr. E.J.C. Adang, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2012.