Werkgever Albert Heijn voldaan aan zorgverplichting ex 7:658 BW door het beleid omtrent rolly’s.

Rechtbank Midden-Nederland 6 november 2013
Bij het vullen van de winkelschappen wordt gebruik gemaakt van “rolly’s”. Een rolly is een stalen frame op wieltjes waarop kunststoffen kratten kunnen worden opgestapeld. Op 7 december 2010 is [verzoekster] gevallen over een rolly die voor de koeling stond in het niet voor het publiek toegankelijke gedeelte van de afdeling deli/kaas. [verzoekster] heeft als gevolg van haar val letsel opgelopen. [verzoekster] heeft Albert Heijn primair aansprakelijk gesteld voor de schade op grond van artikel 7:658 BW. Verzoekster heeft Albert Heijn subsidiaire aansprakelijk gesteld voor de schade op grond van artikel 6:170 BW en stelt dat Albert Heijn aansprakelijk is voor de door haar werkneemster (C) gemaakte fout om de rolly onbeheerd achter te laten.
Verzoek Rechtbank
beslist dat Albert Heijn aansprakelijk is voor de gevolgen van het arbeidsongeval op 7 december 2010  Het feit dat de schade die [verzoekster] ten gevolge van haar val heeft geleden – achteraf bezien – zich hoogstwaarschijnlijk niet zou hebben voorgedaan wanneer er geen rolly op haar looproute zou hebben gestaan, maakt nog niet dat Albert Heijn daarvoor aansprakelijk is. De zorgplicht van de werkgever beoogt niet een absolute waarborg te scheppen tegen ongevallen. Welke maatregelen in een concreet geval van de werkgever verlangd kunnen worden hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de werkzaamheden, de kenbaarheid van het gevaar, de kans op verwezenlijking van het gevaar en de ernst van de gevolge en de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Albert Heijn daaraan voldaan.Het beroep van [verzoekster] op artikel 6:170 BW kan evenmin slagen. Partijen verschillen van mening hoe lang [C] de rolly onbeheerd heeft laten staan en voor welk doel zij naar de broodafdeling is gelopen. Dit kan echter in het midden blijven nu de rolly op de vaste en bij de medewerkers bekende plaats stond zodat [C] er op mocht vertrouwen dat een andere werknemer op de aanwezigheid van de rolly bedacht kon zijn. Dat [verzoekster] zelf van mening is dat deze aangewezen plek niet ideaal was, laat onverlet dat zij er rekening mee diende te houden dat de rolly daar regelmatig werd neergezet. Het feit dat de kratten aan één zijde van de rolly stonden, zoals [verzoekster] heeft aangevoerd, maakte de aanwezigheid van de rolly  minder in het oogspringend, maar nog voldoende zichtbaar, nu het ging om drie opelkaar gestapelde kratten met een hoogte van in totaal bijna 40 cm. Voor [C] was dan ook niet voorzienbaar dat [verzoekster] over de rolly zou struikelen, zodat er voor haar ook geen reden was om extra te waarschuwen toen zij zag [verzoekster] naar de afdeling deli/kaas liep.
de kosten van het deelgeschil begroot op in totaal € 8.631,26 en Albert Heijn veroordeelt in betaling van deze kosten aan [verzoekster]. De kantonrechter overweegt dat het hier gaat om een zaak met een relatief eenvoudig en overzichtelijk feitencomplex, waarbij de rechtsvraag evenmin zeer gecompliceerd is. De kantonrechter ziet daarom aanleiding de door [verzoekster] berekende kosten van het deelgeschil  te matigen en deze te begroten op een bedrag van € 5.643,44 (20 uur tegen een uurtarief van € 220,00, vermeerderd met 6% kantoorkosten en 21% BTW), te vermeerderen met het door [verzoekster] betaalde (in debet gestelde deel van het) griffierecht van € 75,00. In totaal dus € 5.718,44.

Begrijpelijk oordeel van de rechtbank dat Albert Heijn aan de zorgverplichting heeft voldaan. Albert Heijn heeft met het gevoerde beleid voldoende maatregelen getroffen en aanwijzingen gegeven om te voorkomen dat haar werknemers als gevolg van het gebruik van de rolly’s schade kunnen lijden. Een begrijpelijke beslissing om de kosten van dit relatief eenvoudige deelgeschil te matigen.