Werkgever niet aansprakelijk voor val door gladheid op openbare weg

Rechtbank Rotterdam 18 oktober 2013
Werkneemster – schoonmaakster – glijdt uit in de sneeuw als zij na haar werkzaamheden bij inlener naar het fietsenhok loopt en zij breekt haar enkel. De kantonrechter oordeelt dat nu werkneemster na werktijd is uitgegleden op de openbare weg die niet behoort tot de arbeidsplaats van de opdrachtgever, er geen sprake is van schade die zij heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden, zodat het beroep op art. 7:658 BW reeds om die reden niet kan slagen. Dit geldt zowel ten aanzien van inlener als werkgever. Geen aansprakelijkheid ex art. 6:162 BW, omdat inlener geen zeggenschap heeft over de weg.
Verzoek Rechtbank
 [Verzoekster] heeft in het kader van het onderhavige deelgeschil verzocht voor recht te verklaren dat CSU en Sator hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het onderhavige bedrijfsongeval, waarna de schaderegeling in onderling overleg met (de AVB-verzekeraar van) CSU of Sator ter hand kan worden genomen,  Nu [Verzoekster] na werktijd is uitgegleden op de openbare weg die niet behoort tot de arbeidsplaats van Sator, is er geen sprake van schade die zij heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden, zodat het beroep van [Verzoekster] op artikel 7:658 BW reeds om die reden niet kan slagen. Dit geldt zowel ten aanzien van Sator als CSU. Het verweer van Sator dat artikel 7:658 lid 4 BW in dit geval niet van toepassing is, behoeft daarom geen verdere bespreking meer.Ook artikel 6:162 BW biedt geen grondslag voor het verzoek. Zoals reeds overwogen heeft het ongeval plaatsgevonden op de openbare weg waar Sator geen zeggenschap over heeft. Niet gebleken is dat Sator, doordat zij niet heeft gestrooid op de betreffende weg, in strijd heeft gehandeld met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Er is dan ook geen sprake van een onrechtmatig handelen dan wel toerekenbaar gevaarscheppend gedrag van Sator jegens [Verzoekster].Het voorgaande brengt met zich dat het verzoek van [Verzoekster] om te verklaren voor recht dat CSU en Sator hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het onderhavige ongeval moet worden afgewezen.
 met veroordeling van CSU of Sator in de door [Verzoekster] gemaakte (buitengerechtelijke) kosten. Niet gezegd kan worden dat [Verzoekster] deze procedure volstrekt onnodig of onterecht heeft ingesteld. Derhalve zullen de aan de zijde van [Verzoekster] in verband met dit verzoek gemaakte redelijke kosten thans worden begroot. Die kosten worden, mede gelet op het door CSU en Sator daartegen gevoerde verweer, waarop (de gemachtigde van) [Verzoekster] ter zitting niet meer is ingegaan, in redelijkheid begroot op € 3.816,- exclusief BTW. De kantonrechter is daarbij uitgegaan van het door [Verzoekster] zelf genoemde uurtarief van € 300,- vermeerderd met 6% kantoorkosten en een redelijke tijdsbesteding van in totaal 12 uur, te weten 6 uur in het voortraject en 6 uur voor het opstellen van het verzoekschrift en de werkzaamheden tijdens en rondom de zitting. Voor de goede orde zij daarbij opgemerkt dat dit bedrag eerst verschuldigd is indien de aansprakelijkheid van de desbetreffende partij vaststaat.

Pech moet weg. Wie schade lijdt zoekt iemand om die schade te verhalen en het gebied waarbinnen vorderingen op werkgevers mogelijk zijn wordt steeds groter. In deelgeschil is nooit geschoten altijd mis… Nauwelijks risico voor verzoekster, mogelijk toevoeging voor de advocaat van verzoekster, wel forse kosten voor de verwerende partij natuurlijk.