Werknemer loopt brandwonden op na slijpwerkzaamheden terwijl er brandbare stof op zijn overall zit. Werkgever aansprakelijk o.g.v. art. 7:658 BW.

Rechtbank Midden-Nederland, 12 april 2017
(Verzoeker) is als servicemonteur in dienst bij (verweerder 1). (Verzoeker) was bezig met het demonteren en reinigen van een zogenoemde wormkast van een hydraulische kraan. Hierbij maakte (verzoeker) gebruik van de brandbare reinigingsvloeistof Ecosol 60A. Omdat het demonteren van de wormkast niet lukte, heeft (verzoeker) -na overleg met de werkplaatschef- de wormkast vastgezet om te proberen met een handslijpmachine de naaf van de wormkast los te krijgen. Tijdens het slijpen ontstond er brand en hierbij heeft verzoeker brandwonden aan zijn linkerhand en -onderarm opgelopen, doordat er Ecosol op het overall van (verzoeker) terecht is gekomen. (Verweerder 2) is de aansprakelijkheidsverzekeraar van (verweerder 1).
Verzoek Rechtbank
(Verzoeker) verzoekt om:
(1) voor recht te verklaren dat (verweerder 1) aansprakelijk is voor de gevolgen van het bedrijfsongeval van (datum);
In dit geding staat vast dat (verzoeker) schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Om aan aansprakelijkheid te ontkomen dient (verweerder 1) vervolgens aan te tonen dat zij niet tekort is geschoten in haar zorgplicht. De kantonrechter is van oordeel dat (verweerder 1) wél tekort is geschoten in haar zorgplicht.De brandbare reinigingsvloeistof Ecosol 60A was, in strijd met de voorschriften op het productinformatieblad, niet verwijderd gehouden van ontstekingsbronnen, te weten de bij het slijpen vrijkomende vonken. (Verzoeker) is na overleg met de werkplaatschef gaan slijpen. Verder heeft (verzoeker) de stelling van (verweerder 1) dat werknemers de instructie hadden om hun overall te vervangen als hier Ecosol op kwam voldoende gemotiveerd betwist. (Verzoeker) heeft onweersproken betoogd dat hij deze instructie nooit heeft gekregen en dat deze instructie, als die al gegeven zou zijn, niet uitvoerbaar was.

De kantonrechter volgt (verweerder 1) niet in haar betoog dat zij, ook als zij haar zorgplicht zou hebben geschonden, niet aansprakelijk is, omdat ook bij naleving van de zorgplicht het ongeval niet zou zijn voorkomen. Het staat voldoende vast dat het ongeval was voorkomen indien (verzoeker) na het gebruik van Ecosol zijn overall had vervangen dan wel indien hij na het gebruik van Ecosol niet de slijpmachine had gebruikt.

Van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van (verzoeker) is geen sprake. Gezien het voorgaande is (verweerder 1) op grond van art. 7:658 BW aansprakelijk voor de schade van (verzoeker).

(2) (verweerder 1) en (verweerder 2) hoofdelijk te veroordelen om binnen twee weken na de datum van de beschikking via de bankrekening van zijn gemachtigde een bedrag aan hem te betalen van € 7.500,00 als voorschot op de aan hem toekomende immateriële schadevergoeding; De kantonrechter oordeelt dat er nog geen medische eindtoestand is bereikt, zodat de hoogte van de immateriële schadevergoeding nog niet kan worden vastgesteld. Aangezien (verweerder 1) en (verweerder 2) hebben erkend dat -indien er aansprakelijkheid bestaat, hetgeen het geval is- (verzoeker) recht heeft op smartengeld ter hoogte van € 4.000,00 zal de kantonrechter (verweerder 1) en (verweerder 2) hoofdelijk veroordelen om dit voorschot aan hem te betalen.
(3) (verweerder 1) en (verweerder 2) hoofdelijk te veroordelen om binnen twee weken na de datum van de beschikking via de bankrekening van zijn gemachtigde een bedrag aan hem te betalen van € 5.918,58 inzake de buitengerechtelijke kosten;

Tevens de kosten van dit deelgeschil te begroten op € 6.107,22 inclusief € 79,00 griffierecht en BTW en (verweerder 1) en (verweerder 2) te veroordelen om dit bedrag binnen twee weken na de datum van de beschikking via de bankrekening van zijn gemachtigde aan hem te betalen.

Gelet op het bepaalde in art. 1019aa lid 1 Rv is in dit deelgeschil geen plaats voor de vergoeding van kosten van buitengerechtelijke werkzaamheden die voorafgaand aan deze procedure zijn gemaakt. Het verzochte bedrag van € 5.918,58 zal dan ook worden afgewezen, met uitzondering van de kosten van de medische stukken.Wat betreft de verzochte vergoeding van de kosten van het deelgeschil merkt de kantonrechter op dat ook deze kosten buitengerechtelijke kosten zijn. De kantonrechter acht het aantal in rekening gebrachte uren in dit geval redelijk, zodat dit zal worden toegewezen. Verder acht de kantonrechter een uurtarief van € 225,00 incl. kantoorkosten plus BTW in dit geval redelijk, zodat wordt toegewezen € 5.118,30 (18,48 uur x € 225,00 + 21% BTW). Te vermeerderen met € 469,26 aan kosten van medische stukken en € 79,00 aan griffierecht wordt in totaal € 5.666,56 aan kosten deelgeschil toegewezen.

In de recente rechtspraak wordt meer en meer de nadruk gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van de werknemer, zeker in alledaagse situaties. De werknemer mag zijn eigen belangen niet geheel nalaten. De werknemer zal zelf goed moeten opletten en adequaat moeten omgaan met de normale van algemene bekendheid zijnde gevaren, zoals -in casu- slijpen waarbij vonken ontstaan terwijl je een brandbare vloeistof op je overall hebt zitten. Echter, voor de ‘klassieke’ arbeidsongevallen -schade als gevolg van het werken met machines en dergelijke- blijft de rechtspraak in elk geval bijzonder strenge eisen aan de werkgever stellen (zie bijv. HR 11 november 2005, NJ 2008, 460 (Bayar/Wijnen). Enkel het geven van instructies is onvoldoende; de werkgever zal ook moeten toezien dat de werknemers veilig werken. In casu had (verzoeker) al nooit de instructies van zijn werkgever gehad, waardoor de rechtbank al snel tot schending van de op de werkgever rustende zorgplicht komt.