Whiplash in deelgeschil: eerst bewijs dan pas beslissingen en dus niet geschikt voor deelgeschil.

Rechtbank Den Haag 3 mei 2016

 (whiplash)klachten: de rechtbank kan in dit deelgeschil niet vaststellen dat [verzoekster] een vorderingsrecht heeft dat het totaal van de reeds verstrekte voorschotten overstijgt. Voor nader onderzoek en bewijslevering is in deze procedure geen plaats. Het verzoek tot bevoorschotting op de schadevergoeding wordt op grond van artikel 1019z Rv afgewezen.

Verzoek Rechtbank
Goudse te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van een voorschot onder algemene titel van € 70.000;

Met Goudse is de rechtbank van oordeel dat eerst moet worden beoordeeld of de door [verzoekster] gestelde (whiplash)klachten bestaan en vervolgens of deze door het ongeval zijn veroorzaakt. Daarna kan pas toe worden gekomen aan de vraag over het al dan niet bestaan van beperkingen. … Het bestaan van de klachten en het oorzakelijk verband tussen deze klachten en het ongeval dient [verzoekster] , gelet op de betwisting daarvan door Goudse, te bewijzen. …

Onder deze omstandigheden kan de rechtbank in dit deelgeschil niet vaststellen dat [verzoekster] een vorderingsrecht heeft dat het totaal van de reeds verstrekte voorschotten overstijgt. Voor nader onderzoek en bewijslevering is in deze procedure geen plaats. Het verzoek tot bevoorschotting op de schadevergoeding wordt op grond van artikel 1019z Rv afgewezen.

te bepalen dat Goudse jegens [verzoekster] verplicht is tot nakoming van de door Goudse gedane toezeggingen:
a. dat de schaderegeling om [verzoekster] draait;
b. dat de gezondheid en het herstel van [verzoekster] voorop staan;
c. dat Goudse samen met [verzoekster] zal overleggen welke oplossingen tot haar herstel kunnen bijdragen;
d. dat Goudse eraan meewerkt dat de arbeidsdeskundige kan nagaan of en hoe [verzoekster] haar werk weer kan hervatten;
e. dat de door Goudse ingeschakelde schaderegelaar afspraken met [verzoekster] (en haar advocaat) maakt over de voortgang van de schadebehandeling;
f. dat Goudse werkt volgens de Gedragscode Behandeling Letselschade;

 Partijen hebben ter zitting afgesproken dat zij zich gezamenlijk zullen inspannen om met de uiterste voortvarendheid tot (definitieve) schadeafwikkeling te komen van het ongeval. Goudse heeft toegelicht dat zij het belang van de Gedragscode Behandeling Letselschade onderschrijft en dat zij zich committeert aan de naleving ervan. Partijen hebben ter zitting ook diverse werkafspraken ten behoeve van de schadeafwikkeling schriftelijk vastgelegd. In zoverre ziet de rechtbank dan ook geen belang meer van [verzoekster] bij toewijzing van het verzoek zoals weergegeven onder 3.3.1.2.
Goudse te veroordelen om binnen twee weken na de datum van deze beschikking aan de advocaat van [verzoekster] (gemotiveerd) kenbaar te maken, overeenkomstig de GBL, welke schadeposten door Goudse worden erkend en welke schadeposten nadere onderbouwing behoeven;

Met Goudse acht de rechtbank het verzoek tot het al dan niet erkennen van schadeposten door Goudse prematuur, nu het debat tussen partijen over welke klachten er zijn, of er causaal verband is met het ongeval en of de klachten tot beperkingen leiden nog in volle omvang plaats moet hebben. Nog daargelaten dat Goudse wel degelijk aan [verzoekster] heeft laten weten over welke schadeposten discussie bestaat, zal het verzoek zoals weergegeven onder 3.3.1.3. dan ook worden afgewezen.
de advocaatkosten ex artikel 1019aa Rv te begroten op € 8.081,43 en verweerder te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder deze advocaatkosten en het griffierecht;

De rechtbank overweegt dat een rechtzoekende niet gehouden is van een afgesloten rechtsbijstandsverzekering gebruik te maken. Hetgeen Goudse dienaangaande ten verweer aanvoert kan haar dan ook niet baten. De rechtbank zal de kosten op grond van artikel 1019aa Rv toetsen aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW. De rechtbank acht het door mr. Nijman gehanteerde uurtarief redelijk. De rechtbank is met Goudse van oordeel dat de 41 uur die in rekening is gebracht, gezien de omvang en inhoud van het verzoekschrift en de mate van complexiteit van het deelgeschil, bovenmatig is. De rechtbank acht het redelijk om het aantal aan de zaak bestede uren te matigen tot 16 uur in totaal

Dit lijkt een vrij standaardtype zaak: zonder behoorlijk bewijs een deelgeschil aanvangen. Doel? Drukmiddel? Toch maar weer kosten? Is het slachtoffer geholpen met deze beslissing?