Whiplashklachten: (verzoeker) slaagt niet in onderbouwing van de gestelde schade. Verzoek volstrekt onterecht ingediend.

Rechtbank Oost-Brabant, 8 september 2017
(Verzoeker) zit als passagier in zijn auto die door zijn zoon werd bestuurd. Achteropaanrijding: (verzoeker) wordt van achteren aangereden door verzekerde van (verweerder). (verzoeker) stelt (verweerder) aansprakelijk. (Verweerder) heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. (Verzoeker) ervaart, als gevolg van het ongeval, diverse whiplashklachten. In het buitengerechtelijke traject zijn partijen het niet eens over het causale verband tussen het ongeval en de gepresenteerde klachten van (verzoeker), als gevolg van het ongeval.
Verzoek Rechtbank
(Verzoeker) verzoekt de rechtbank:
(1) te verklaren voor recht dat de huidige klachten van (verzoeker) in causaal verband staan met het ongeval van (datum ongeval) en dat (verweerder) de materiële en immateriële schade dient te vergoeden;
De klachten van (verzoeker) betreffen whiplashklachten. Het is aan (verzoeker) om te stellen en, bij gemotiveerde betwisting, te bewijzen dat hij aan deze gezondheidsklachten lijdt. Het enkele feit dat het klachten betreft die naar hun aard subjectief zijn, betekent volgens vaste rechtspraak niet dat het bewijs ervan niet geleverd kan worden. Wanneer kan worden vastgesteld dat het klachtenpatroon plausibel is, hetgeen doorgaans het geval zal zijn bij een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten, kan van het bestaan van dergelijke subjectieve klachten worden uitgegaan.Naar het oordeel van de rechtbank heeft (verzoeker) onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat sprake is van een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten als hiervoor bedoeld.

Het door (verzoeker) overgelegde huisartsenjournaal is onvolledig. Daarnaast zijn enkele omschrijvingen onduidelijk en behoeven enkele omschrijvingen nadere toelichting. Verder valt de rechtbank op dat pas 10 dagen na het ongeval voor het eerst de huisarts wordt geraadpleegd. Voorts gaat het niet steeds om dezelfde klachten. Hieruit volgt niet een consequent en blijvend patroon van de gestelde klachten.

Documentatie afkomstig van andere medisch behandelaars dan de huisarts van (verzoeker) waarin de klachten van (verzoeker) worden beschreven ontbreekt. Daarnaast staat vast dat (verzoeker) een aantal relevante pre-existente klachten kende en nog kent. (Verzoeker) is bekend met o.a. een hoge bloeddruk en een zeer uitgebreide spondylosis in de nekwervels (achteruitgang/slijtageproces van de wervelkolom).

Tegen deze achtergrond mocht van (verzoeker) -zeker nu het hier een deelgeschilprocedure betreft- een uitgebreide en gedocumenteerde onderbouwing worden verwacht van de door hem gestelde ongevalsgerelateerde klachten en het gestelde voortduren van die klachten. Nu hij die niet heeft gegeven, kan in dit deelgeschil niet worden vastgesteld dat de gepresenteerde klachten daadwerkelijk (ook thans nog) bestaan. Het verzoek wordt afgewezen.

(2) te verklaren voor recht dat (verweerder) op grond van haar aansprakelijkheid de gemaakte buitengerechtelijke kosten dient te betalen met veroordeling van (verweerder) om aan (belangenbehartiger verzoeker) te voldoen een bedrag van € 4.598,71; Of buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen, wordt uiteindelijk bepaald door het antwoord op de vraag of is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets als bedoeld in artikel 6:96, lid 2 BW.Van een onbegrensd recht op vergoeding van buitengerechtelijke kosten is geen sprake. De gevraagde verklaring voor recht dat (verweerder) “de gemaakte buitengerechtelijke kosten” moet vergoeden, kan al daarom niet worden toegewezen.

Daar komt bij dat in de stellingen van (verzoeker) geen grond is gelegen voor het oordeel dat de buitengerechtelijke kosten tot het bedrag dat (verweerder) onbetaald heeft gelaten, redelijk zijn en in redelijkheid zijn gemaakt. Een toelichting op en specificatie van de opgevoerde kosten ontbreekt immers. Het verzoek wordt afgewezen.

(3) de kosten voor rechtsbijstand die in het kader van onderhavige procedure zijn gemaakt te begroten ex artikel 1019aa, lid 1 Rv, met veroordeling van (verweerder) in de kosten van deze procedure. De rechtbank dient op grond van art. 1019aa, lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in art. 6:96, lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek wordt afgewezen. Indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, komen de kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.Voorgaande inhoudelijke beoordeling van de verzoeken lag naar het oordeel van de rechtbank zo voor de hand, dat het indienen van het verzoek als volstrekt onterecht dient te worden aangemerkt. De begroting van de kosten van de procedure kan daarom achterwege blijven.

In deze kwestie is de rechtbank strikt. Immers, het is aan (verzoeker) om te stellen dat hij aan de door hem gepresenteerde gezondheidsklachten lijdt. Bewijs werd door (verzoeker) echter niet geleverd. Het verzoek dat door (verzoeker) werd ingediend moet volgens de rechtbank dan ook aangemerkt worden als een volstrekt onterecht ingediend verzoek. De begroting van de kosten van de procedure kan dan achterwege blijven.