Door extra benodigde rusttijd wordt geen vermogensschade geleden (maar wel ander nadeel)

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15 september 2022
Verzoekster loopt in 2017 als fietser bij een ongeval met een motorrijtuig hersenletsel op. Bij neurologische expertise is vastgesteld dat onder meer sprake is van een licht verhoogde geestelijke vermoeibaarheid. Zij stelt daardoor dagelijks zo’n vier uur extra te moeten rusten/slapen.
Verzoek Rechtbank
De rechtbank wordt verzocht:
– voor recht te verklaren dat voor zover verzoekster door het ongeval dagelijks meer moet rusten/slapen, verweerster daarvoor een vergoeding per uur moet betalen;
De vraag is of het (eventueel ongevalsgerelateerde) verlies aan tijd als vermogensschade moet worden beschouwd. Er moet daarom worden beoordeeld of de ‘verloren tijd’ in casu een waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt. Vast staat dat verzoekster ten tijde van het ongeval al arbeidsongeschikt was. De tijd die zij ‘verliest’ door extra slapen/rusten was tijd die zij als vrije tijd besteedde. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat die tijd op geld waardeerbaar was. De rechtbank overweegt dan ook dat het ontnemen van vrije tijd in casu niet in de vermogenssfeer ligt. Anders dan in de door verzoekster aangehaalde voorbeelden uit de jurisprudentie is er in haar situatie geen sprake van inkomensverlies, verplaatste vermogensschade of op geld waardeerbaar verlies van tijd.

Het verlies van vrije tijd, die anders zou worden besteed aan bijvoorbeeld hobby’s, kwalificeert wel als ander nadeel. Dit punt moet daarom worden meegenomen bij het bepalen van de hoogte van het smartengeld.

– verweerster te veroordelen in de proceskosten. Anders dan door verweerster is betoogd, is geen sprake van een volkomen onnodig of onterecht ingesteld deelgeschil. Omdat aansprakelijkheid is erkend, zal verweerster worden veroordeeld tot betaling van de redelijke proceskosten.

Tegen het gehanteerde tarief van € 244,80 per uur (ex. btw) en de bestede 16.1 uur is geen verweer gevoerd. De kostenveroordeling komt daarom conform verzoek op € 5.055,08 (plus griffierecht €314,00) uit.