Verzoek om vast te stellen dat er een overeenkomst was: afgewezen, geen kosten

LJN: BX4320, Rechtbank Amsterdam , 514878 / HA RK 12-128

Een beetje een rommeltje. In de eindfase van een regeling ontstaat er gesteggel over de formulering van een voorbehoud. Verzekeraars besluiten dan een bodemprocedure aan te vangen om de zaak goed dicht te timmeren. terwijl die bodemprocedure loopt vangt het slachtoffer een deelgeschil aan. Da’s bijzonder, want een beslissing in zo’n deelgeschil bepaalt dan al de uitkomst van de nog lopende bodemprocedure…
De rechtbank bepaalt -kortweg- dat de stelling van verzoekster dat er een vaststellingsovereenkomst is niet in deelgeschil aan de orde kan komen. Kostenbegroting/veroordeling wordt afgewezen

De rechtbank:

Zoals ter mondelinge behandeling expliciet door [A] c.s. is bevestigd strekt haar verzoek – kort gezegd – dan ook tot nakoming van deze (vermeende) vaststellingsovereenkomst door de verzekeraars. Het door [A] c.s. gepresenteerde geschil is dus van overeenkomstrechtelijke aard. Het enkele feit dat de (vermeende) vaststellingovereenkomst strekt tot beëindiging van een geschil tussen partijen waarbij [A] c.s. de verzekeraars aansprakelijk houdt voor de schade die zij door letsel lijdt, maakt niet dat beantwoording van de vraag of die vaststellingsovereenkomst daadwerkelijk tot stand is gekomen alsnog binnen de reikwijdte van de wet deelgeschillen valt.

4.9. De verzoeken van [A] c.s. zullen worden afgewezen omdat geen sprake is van een deelgeschil. Deze beslissing lag naar het oordeel van de rechtbank zo voor de hand dat het indienen van het verzoek volstrekt onterecht en onnodig dient te worden geoordeeld. Nu de kosten van de behandeling van het verzoek daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen, kan begroting van deze kosten achterwege blijven. Gelet op het voorgaande is voor een veroordeling van de verzekeraars in de kosten van het deelgeschil geen plaats.

4.10. Voor een veroordeling van [A] c.s. in de proceskosten van de verzekeraars is evenmin plaats. Op grond van artikel 1019aa lid 3 Rv is artikel 289 Rv, dat de grondslag vormt voor de proceskostenveroordeling, niet van toepassing. Gesteld noch gebleken is dat het indienen van de onderhavige verzoeken door [A] c.s. jegens de verzekeraars onrechtmatig moet worden geacht en dat zij uit dien hoofde gehouden is schade (proceskosten) te vergoeden.


Vraag of een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen ter beëindiging van een geschil over letselschade valt niet binnen de reikwijdte van de wet deelgeschillen. Verzoek volstrekt onterecht en onnodig ingediend, dus kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking en begroting kan achterwege blijven.