rechtbank Zutphen 22 oktober 2010
Verzoekster zat achterop bromer die, te hard rijdend op voorrangsweg, in aanrijding kwam met van links komende auto. Verzoekster heeft letsel. Verzekeraar automobilist is verweerder.
Verweerder heeft aansprakelijkheid voor gevolgen ongeval erkend, met voorbehoud voor een deel eigen schuld verzoekster.
Het gaat om drie geschilpunten:
1. Betreft het een deelgeschil?
2. Is sprake van eigen schuld?
3. De reikwijdte van een verklaring voor recht.
De rechtbank beslist het volgende:
1. Het gaat om een beperkt deelgeschil. De aanwezige informatie is voldoende om een beslissing te kunnen nemen. Slechts het geschil over al dan niet eigen schuld heeft onderhandelingen doen vastlopen. Uit hetgeen door partijen is aangevoerd blijkt niet dat zij op de hoofdpunten (met name causaliteit en omvang vordering) geen overeenstemming zouden kunnen bereiken. Hierbij is van belang dat inmiddels gesprek is gevoerd met verzoeker door schaderegelaar.
2. De toepasselijkheid van de Bedrijfsregeling schuldloze derde is niet van belang voor de beoordeling van eigen schuld in de zin van art. 6:101 BW. Stelling verzekeraar dat verzoekster niet als schuldloze derde kan worden aangemerkt is onjuist, omdat meerijden als passagier op bromer niet heeft bijgedragen aan ongeval.
Op verzekeraar rust stelplicht en bewijslast t.a.v. eigen schuld. Niet is komen vast te staan dat het plaatsnemen achterop brommer eigen schuld oplevert.
3. Gevorderde verklaring voor recht (betreft volledige vergoeding van geleden en nog te lijden schade van het ongeval) is te ruim, aangezien die ook een vergoedingsplicht op de verzekeraar legt bij eventuele, in casu niet aan de orde gestelde, aan verzoekster toe te rekenen omstandigheden die de schade hebben veroorzaakt. De verklaring voor recht wordt toegewezen voor zover het de vaststelling betreft dat het plaatsnemen achterop de brommer geen eigen schuld aan de zijde van verzoekster oplevert.
Het valt niet mee om bij een bromfietspassagier te kunnen slagen in eigen schuld verweer.