Notice: Function _load_textdomain_just_in_time was called incorrectly. Translation loading for the broken-link-checker domain was triggered too early. This is usually an indicator for some code in the plugin or theme running too early. Translations should be loaded at the init action or later. Please see Debugging in WordPress for more information. (This message was added in version 6.7.0.) in /home/p19396/domains/wetdeelgeschillen.info/public_html/wp-includes/functions.php on line 6114
Whiplashachtige klachten alsmede verband met ongeval staat niet vast – Wet Deelgeschillen

Whiplashachtige klachten alsmede verband met ongeval staat niet vast

rechtbank Rotterdam, 20 maart 2013, LJN: BZ5992
Aansprakelijkheid voor aanrijding 2007 erkend. Na werkhervatting 2008 in 2010 weer uitgevallen. Op gezamenlijk verzoek van partijen heeft neuroloog (persoon 1) in 2011 rapport uitgebracht. Die kan gepresenteerde uitgebreide pijnproblematiek neurologisch niet objectiveren. Voor rechtbank staat bestaan gestelde huidige whiplashachtige klachten alsmede causaal verband met ongeval niet vast.
Verzoek Rechtbank
Te bepalen dat de klachten als omschreven in het expertiserapport van [Persoon 1] in causaal verband staan met het ongeval van 3 maart 2007, alsmede Allianz te veroordelen haar medewerking te verlenen aan een nader deskundigenonderzoek door een verzekeringsarts dat inhoudt de opstelling van een belastbaarheids/beperkingenpatroon op basis van de hier bedoelde klachten. Ontvankelijkheid
Een verzoek als het onderhavige, dat er toe strekt dat wordt vastgesteld dat sprake is van causaal verband tussen ongeval en letsel, leent zich naar het oordeel van de rechtbank bij uitstek voor behandeling in het kader van een deelgeschilprocedure. Juist met het oog op dit type deelgeschillen is de regeling in het leven geroepen. Dat er tussen partijen mogelijk nog andere geschilpunten zijn en dat de beslechting van dit deelgeschil niet meebrengt dat direct een vaststellingsovereenkomst kan worden gesloten, is niet relevant. Aannemelijk is immers dat een verzoek als het onderhavige bij toewijzing de weg kan openen voor verdere onderhandelingen die uiteindelijk tot een vaststellingsovereenkomst kunnen leiden. Dat [Verzoeker] zijn verzoek in de visie van Allianz onvoldoende heeft onderbouwd, kan van belang zijn voor de eventuele toewijsbaarheid van het verzoek, maar staat aan de ontvankelijkheid van [Verzoeker] niet in de weg. [Verzoeker] zal dan ook worden ontvangen in het verzoek.
Inhoudelijk
Om het bestaan van de klachten te kunnen vaststellen, dient te worden aangetoond dat de klachten reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. De bewijslast daarvan rust in beginsel op [Verzoeker]. Het rapport van [Persoon 1] is daartoe onvoldoende. [Persoon 1] heeft in zijn rapport een beschrijving gegeven van de klachten die [Verzoeker] naar zijn zeggen ten tijde van het onderzoek ondervond. [Persoon 1] heeft geen mededelingen gedaan over de vraag of en in hoeverre hij deze klachten reëel acht. [Persoon 1] is daarnaar ook niet gevraagd. Het enkele feit dat [Persoon 1] zich daarover in zijn rapport niet uitlaat, is onvoldoende om aan te nemen dat [Persoon 1] de klachten kennelijk reëel acht in de vorenbedoelde zin.
De overige door [Verzoeker] in het geding gebrachte stukken vormen evenmin een voldoende onderbouwing voor het bestaan van de klachten.
Het bestaan van de klachten kan niet op basis van de thans overgelegde stukken worden vastgesteld.
Vast staat dat [Verzoeker] direct na het ongeval is uitgevallen wegens klachten als gevolg van het ongeval. Allianz heeft erkend dat de klachten waar [Verzoeker] toen mee kampte veroorzaakt waren door het ongeval. Vast staat ook dat [Verzoeker] per 18 juli 2008 weer volledig arbeidsgeschikt is gemeld en pas op 6 december 2010 weer is uitgevallen. Daaruit leidt Allianz af dat de klachten die [Verzoeker] in 2010 heeft ontwikkeld, zo zij al bestaan, niets met het ongeval van doen hebben. In dit verband heeft Allianz ook gesteld dat zich in de tussenliggende periode bij de werkgever van [Verzoeker] ontwikkelingen hebben voorgedaan die tot werkdrukverhoging hebben geleid.
[Verzoeker] heeft hiertegenover onvoldoende onderbouwd dat het bedoelde causale verband er wel is. [Verzoeker] beroept zich ter onderbouwing op het rapport van [Persoon 1]. In dat rapport wordt evenwel juist steun gevonden voor het bestaan van mogelijke andere oorzaken voor het uitvallen van [Verzoeker] in december 2010. Het rapport vormt dan ook onvoldoende basis om in rechte vast te stellen dat het hier bedoelde causale verband aanwezig is, mede gelet op het vaststaande feit dat [Verzoeker] in 2008 weer volledig arbeidsgeschikt is gemeld. [Verzoeker] heeft weliswaar gesteld dat desondanks sprake is van een onafgebroken klachtenpatroon, doch ook als dat juist is dan nog blijft onduidelijk in hoeverre het ongeval debet is aan het voortbestaan van de klachten.
Op basis van de thans overgelegde medische en arbeidsdeskundige informatie kan dan ook geen definitieve beslissing worden genomen ten aanzien van de vraag of sprake is van de door [Verzoeker] gestelde klachten en of sprake is van causaal verband tussen de klachten en het ongeval. Een verzekeringsgeneeskundig onderzoek naar de (uit de klachten voortkomende) beperkingen van [Verzoeker] is daarom thans niet aan de orde.
Tegen de achtergrond van het voorgaande ligt het in de rede dat een psychiatrische expertise plaatsvindt. Het verzoek van [Verzoeker] richt zich niet op (de medewerking aan) een dergelijk onderzoek. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
De kosten van de procedure te begroten op € 3.249,73 te vermeerderen met het griffierecht en de kosten van het voorbereiden en bijwonen van de zitting en Allianz te veroordelen tot betaling van die kosten aan [Verzoeker]. De door [Verzoeker] gestelde kosten zijn in redelijkheid gemaakt. Bij het verzoekschrift en ter zitting heeft mr. Van der Wouden een gespecificeerde onderbouwing gegeven van de tot en met het moment van de mondelinge behandeling gemaakte kosten, die € 4.034,90 inclusief kantoorkosten en BTW bedragen (15 uur en 25 minuten à € 210,-, neerkomend op € 3.237,50, vermeerderd met 3% kantoorkosten, neerkomend op (afgerond) € 3.334,63, vermeerderd met 21% BTW, neerkomend op € 4.034,90). Allianz heeft terzake geen verweer gevoerd. De hoogte van deze kosten komt de rechtbank redelijk voor. De kosten zullen dan ook worden begroot op genoemd bedrag, te vermeerderen met het door [Verzoeker] betaalde griffierecht van € 267,-, in totaal dus € 4.301,90.
Nu de aansprakelijkheid van (de verzekerde van) Allianz voor de schadelijke gevolgen van het [Verzoeker] overkomen ongeval vaststaat, is de verzochte veroordeling van Allianz tot betaling van de buitengerechtelijke kosten toewijsbaar.

De rechtbank heeft er scherp oog voor dat de gepresenteerde klachten niet vaststaan en dat het causaal verband met het ongeval evenmin vaststaat. Verzoeker had zijn energie beter kunnen stoppen in een psychiatrisch onderzoek.