rechtbank Den Haag 5 augustus 2013, rechtspraak.nl | |
Patiënt met hoge dwarslaesie verslikt zich in ziekenhuis op 08-09-2009 in braaksel, maar kan wegens ontbreken blaasbel geen hulp vragen. Op 10-11-2009 overlijdt hij thuis. Aansprakelijkheid voor ontbreken blaasbel erkend, causaal verband met overijden betwist. Onderzoek m.b.t. causaal verband te complex voor deelgeschil, omkeringsregel n.v.t. Bij kostenbegroting uren gematigd. |
|
Verzoek | Rechtbank |
Te bevestigen dat causaal verband moet worden aangenomen tussen het ontbreken van de vereiste blaasbel en het overlijden van [X] en te bepalen dat de schade verder in overleg tussen partijen dient te worden geregeld. | causaal verband Het ziekenhuis betwist dat tussen het ontbreken van de voorgeschreven blaasbel en het overlijden van [X] causaal verband bestaat. De bewijslast ten aanzien van dit causale verband rust in beginsel op verzoekster (artikel 150 Rv). De rechtbank overweegt dat, om een oordeel te kunnen geven over het causale verband, de voor die beoordeling relevante feiten dienen vast te staan. In het onderhavige geval kan de rechtbank de van belang zijnde feiten echter onvoldoende vaststellen. Het door verzoekster gestelde verloop van de gebeurtenissen op 8 september 2009 blijkt niet uit het medisch dossier van [X]. Het is van cruciaal belang dat er op dit punt alsnog duidelijkheid komt. Overigens bestaat evenmin duidelijkheid over de vraag of [X] is overleden ten gevolge van een aspiratiepneumonie (een longontsteking als gevolg van verslikking) dan wel ten gevolge van een bacteriële longontsteking die in de loop van de opname – in ieder geval vóór 8 september 2009 – is ontstaan.omkeringsregel In het onderhavige geval betreft de geschonden norm het niet ter beschikking stellen van een blaasbel. Dat die norm specifiek strekt tot bescherming tegen het gevaar dat – in het bijzonder bij een patiënt die door ernstige lichamelijke beperkingen zelf niet in staat is om de verpleging te waarschuwen – problemen niet tijdig worden onderkend, staat naar het oordeel van de rechtbank vast. Gelet op de over de relevante feiten bestaande onduidelijkheden, zoals hiervoor weergegeven, staat op dit moment echter niet vast dat dit gevaar zich hier ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. De vraag of voldaan is aan de vereisten voor toepassing van de omkeringsregel kan thans derhalve niet worden beantwoord. Evenmin kan van een proportionele aansprakelijkheid worden uitgegaan. Hieraan wordt immers pas toegekomen als het causaal verband tussen de normschending en de schade vast staat of kan worden aangenomen. conclusie |
De aan de behandeling van het verzoek verbonden kosten te begroten op een bedrag van € 3.354,12 conform productie 11 en deze kosten toe te wijzen. | Het aantal in rekening gebrachte uren is, gezien de omvang en inhoud van het verzoekschrift en de mate van complexiteit van het deelgeschil, bovenmatig. De rechtbank acht het redelijk om het aantal aan de zaak bestede uren te matigen tot 10 uur in totaal. Gezien het voorgaande zal de rechtbank de kosten begroten op een bedrag van € 2.662,– (10 uur x € 220,–, vermeerderd met 21% BTW). Deze kosten zullen worden vermeerderd met het door verzoekster betaalde griffierecht van € 274,–, zodat het totaal uitkomt op een bedrag van € 2.936,–. De kosten van dit deelgeschil komen uitsluitend voor vergoeding in aanmerking wanneer alsnog in rechte komt vast te staan dat er een causaal verband tussen het ontbreken van de vereiste blaasbel en het overlijden van [X] bestaat of moet worden aangenomen. |
De rechtbank maakt duidelijk dat deze zaak te compex is voor een deelgeschil.