Rechtbank Zeeland-West-Brabant 31 oktober 2013 | |
Aansprakelijkheidsverzekeraar erkent -na deskundigenbericht- onzorgvuldig handelen van arts na CRPS (dystrofie), maar erkent niet dat er als gevolg daarvan schade is ontstaan. Verzoekster meent dat dat wel het geval is, maar krijgt daarin van de rcehtbank ongelijk. | |
Verzoek | Rechtbank |
voor recht te verklaren dat de uitkomsten van het expertisebericht van dr. [naam X] van 26 juni 2012 als bindend uitgangspunt hebben te gelden tussen partijen bij de verdere schadeafwikkeling; | De rechtbank heeft behoefte aan aanvullende deskundige voorlichting over de vraag of [verzoekster] ook klachten en beperkingen zou hebben gehad indien de CRPS niet (in wezenlijke mate) zou zijn ontstaan, en, zo ja, welke klachten en beperkingen [verzoekster] zonder de behandeling door de radioloog zou hebben gehad en wanneer en in welke mate die zouden zijn ontstaan. Daarbij dienen de bevindingen van dr. [naam E] en dr. [naam F] mede in beschouwing te worden genomen. De deelgeschilprocedure is niet bedoeld voor in het algemeen langdurige bewijsvoering door middel van deskundigen. Het verzoek sub 1 dient daarom te worden afgewezen voor zover dit betrekking heeft op het causale verband, voor zover dit in het kader van deze procedure niet kan worden vastgesteld. Een beslissing draagt in zoverre onvoldoende bij aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Partijen moeten in staat worden geacht om zelf, buiten rechte, overeenstemming te bereiken over aanvullend deskundigenonderzoek. Zo nodig zullen zij de rechtbank kunnen verzoeken een of meer deskundigen te horen of te benoemen. |
voor recht te verklaren dat uit het rapport van dr. [naam X] volgt dat sprake is van causaal verband tussen het medisch verwijtbaar handelen en de in het rapport genoemde klachten en beperkingen van [verzoekster]; | Bij toewijzing van het verzoek sub 2 bestaat gelet op het voorgaande geen belang, zodat dit zal worden afgewezen. |
voor recht te verklaren dat sprake is van een erkenning van aansprakelijkheid die zich tevens uitstrekt tot de gevolgen van het medisch foutief handelen zoals in het verzoekschrift beschreven en waarop niet kan worden teruggekomen door het ziekenhuis en Medirisk; |
Gelet op de tweeledige conclusie over het causale verband, de hiervoor genoemde omstandigheden en de omstandigheid dat [verzoekster] werd bijgestaan door een jurist van Arag, mocht [verzoekster] er naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer van uitgaan, dat wil zeggen zonder dit bij Medirisk te verifiëren, dat de erkenning van aansprakelijkheid in de brief van 27 september 2012 tevens zag op de conclusie van dr. [naam X] dat alle door hem in het rapport beschreven klachten en beperkingen aan de behandeling door de radioloog kunnen worden toegeschreven en zonder die behandeling niet zouden zijn ontstaan. De conclusie luidt dat de erkenning van aansprakelijkheid bij brief van 27 september 2012 niet zo kan worden uitgelegd dat deze tevens een erkenning inhoud van de in het rapport van dr. [naam X] genoemde gevolgen van de fout van de radioloog als door [verzoekster] gesteld. Het verzoek sub 3 dient te worden afgewezen. |
te bepalen dat het ziekenhuis en Medirisk gehouden zijn om de door [verzoekster] geleden en nog te lijden schade te vergoeden, zo mogelijk met bepaling dat Medirisk de regeling van de schade voortvarend ter hand neemt; | Op grond van artikel 7:954 BW kan [verzoekster] rechtstreeks van Medirisk vorderen wat Medirisk aan het ziekenhuis verschuldigd is. Met inachtneming van hetgeen de rechtbank hiervoor over het causale verband heeft overwogen, is het verzoek te bepalen dat het ziekenhuis en Medirisk gehouden zijn om de door [verzoekster] geleden en nog te lijden schade te vergoeden toewijsbaar.
Voor zover een verzoek om te bepalen dat Medirisk de regeling van de schade voortvarend ter hand neemt, wegens de onbepaaldheid daarvan al kan worden toegewezen, heeft [verzoekster] voor toewijzing daarvan onvoldoende gesteld. In zoverre zal het verzoek worden afgewezen. |
te bepalen dat de kosten van deze procedure op grond van artikel 6:96 BW dienen te worden vastgesteld op € 16.215,89, althans een in goede justitie te bepalen bedrag en dat het ziekenhuis en Medirisk gehouden zijn tot betaling van deze kosten. | Gelet op het voorgaande hebben het ziekenhuis en Medirisk onvoldoende gemotiveerd betwist dat [verzoekster] de door haar gestelde kosten heeft gemaakt en dat die kosten redelijk zijn. De rechtbank zal de kosten volgens artikel 1019aa Rv begroten op de gestelde kosten van € 16.215,89, inclusief griffierecht, en bepalen dat het ziekenhuis en Medirisk gehouden zijn tot betaling van die kosten. |
In de onderhavige zaak is de causaliteit onduidelijk. De rechtbank heeft met betrekking op het causale verband, behoefte aan aanvullende inlichtingen. Een logische beslissing van de rechtbank dat het deelgeschil zich niet leent voor een langedurige bewijsvoering door middel van deskundigen. Opmerkelijk zijn de (aanzienlijke…) toegewezen kosten van het deelgeschil. Zó ingewikkeld lijkt het verzoek niet te zijn….